del om de verziltende invloed van de zee terug te dringen is een beperking van de diepte
van de vaargeulen in de Rotterdamse Waterweg. Uit de lodingskaarten blijkt dat de
rivierbodem op vele plaatsen dieper ligt dan voor het scheepvaartverkeer van zee naar
de verschillende havens en omgekeerd wordt vereist. Daarom is een gewenste uiterste
bodemligging voor de toekomst vastgesteld die de bestaande scheepvaartbelangen zoveel
mogelijk onverlet laat en de dreiging van de verzilting in het noordelijke Deltabekken be
perkt. De gewenste diepte van het rivierbed tussen Hoek van Holland en de mond van de
Tweede Petroleumhaven tegenover Vlaardingen is bepaald op N.A.P. 16 m. Dit rivierge
deelte wordt bovendien waar nodig tegen de uitschurende werking van de getijstromen en
meer in het bijzonder tegen de zogenaamde terugschrijdende erosie vanaf de zeezijde
beschermd door er een laag zeegrind op aan te brengen met een dikte van ongeveer 30
centimeter. Voor het riviergedeelte vanaf Vlaardingen tot de Waalhaven zal een maxi
male diepte van N.A.P. 13 m worden aangehouden en voor het aansluitende gedeelte
tot aan de Willemsbrug te Rotterdam een bodemligging op N.A.P. 11 m. De diepte op
het resterende riviergedeelte vanaf de Willemsbrug in rivieropwaartse richting wordt
beperkt tot N.A.P. - 8 m. De aldus bepaalde dieptelijn in de vaargeul is, samen met de in
het najaar van 1968 gepeilde dieptelijn, weergegeven in fig. 25. Het verschil tussen beide
lijnen is opvallend groot, vooral op de gedeelten ten oosten van Vlaardingen. Voor de
realisering van de gewenste diepte op dit traject is een grote hoeveelheid zand nodig.
De ervaring moet dan leren of de bodem bovendien nog moet worden afgedekt met een
stroombestendig materiaal om de bodemligging op de gewenste diepte te handhaven.
De op de verondiepte Rotterdamse Waterweg met de beschreven voorspellingsmethode
bepaalde zoutverdeling bij de lage Rijnafvoeren van 640, 1000 en 1300 m3 per seconde
is weergegeven in fig. 26. De daar aangegeven waarden gelden bij een gemiddeld getij
op zee en een rivierwateronttrekking, inclusief voeding van het Zeeuwse Meer, van
230 m3 per seconde. Wat betreft de waterstaatkundige toestand veronderstelt fig. 26 dat
het Volkerak en het Haringvliet zijn afgesloten, maar de Oude Maas niet; bovendien dat
de Europoort bereikbaar is voor zeer grote schepen.
518