Het verdichten van zand door middel van trillen In nr. 48 (mei 1969) van het Driemaandelijks Bericht is geschreven over grondverdich- tingsproeven in de voormalige Sophia-polder aan de Noordbevelandse oever. Bij die proeven werd gepoogd het zand in de ondergrond te verdichten door er met springstoffen trillingen in op te wekken. Het resultaat was evenwel teleurstellend, en daarom werd in hetzelfde gebied ook een andere werkwijze getest: de zogenaamde diepteverdichting. Bij deze methode wordt een buisvormig lichaam met een diameter van 35 cm door het spuiten van water in de grond neergelaten, waarbij de buis tegelijkertijd in trilling wordt gebracht door een ingebouwde elektromotor met excentrieken. Is de buis op de gewenste diepte aangekomen, dan wordt het spuiten gestaakt, en ver volgens wordt de buis al trillende langzaam weer omhoog getrokken. Rondom het apparaat ontstaat dan een verdichte zone in het zand. De vastere pakking van het zand veroorzaakt rondom de buis een ruimte die voortdurend vanaf het maaiveld met zand wordt aangevuld. De trillingen van de diepteverdichter hebben slechts een beperkte invloedssfeer: de verdichtingen beperken zich tot een cilindervormig gebied met een straal van hooguit enkele meters rondom de verticaal waar de buis in de grond is ge bracht. Wil men de pakking in een groot gebied vaster maken, dan zal de verdichter dus op zeer veel plaatsen in de grond gebracht moeten worden. Enige ervaring met deze methode werd al opgedaan bij een zandverdichting nabij het noordelijk landhoofd van de uitwateringssluizen in het Haringvliet (Driemaandelijks Bericht nr. 40, mei 1967). De proef met de diepteverdichter in de Sophia-polder is uitgevoerd op korte afstand van de plaats waar de ontploffingsproef werd gedaan. De keuze van dit gebied werd bepaald door de wenselijkheid dat de grondgesteldheid voor beide proeven zoveel moge lijk gelijk zou zijn. Dat dit zo was, kon worden vastgesteld aan de hand van een voor onderzoek, dat bestond uit een sondering, een dichtheidsmeting en een boring. Ook de terreinomstandigheden waren voor beide proeven dezelfde. Het maaiveld ligt ter plaatse ongeveer op N.A.P., zodat tijdens het diepteverdichten en meten rekening moest worden gehouden met de getijbeweging. Aan de metingen werd medewerking verleend door het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft. De proef, die een week duurde, vond plaats in maart 1968, vlak voordat in dit gebied begonnen werd met de aanleg van een werkhoven voor de afsluiting van de Oosterschelde. Het meetprogramma Voordat de eigenlijke proefnemingen konden beginnen diende de grondgesteldheid over het gehele gebied te worden vastgesteld. Daartoe werden negen sonderingen en dicht heidsmetingen en één boring zodanig rond de geprojecteerde verdichtingspunten gegroe- 529

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 19