1 Funderingssloof onder een juk van de vaste railbaan - i -'T LÜ" _LJ ti" i5 zu aanzicht VOORAANZICHT 12.50m O a BOVENAANZICHT waarbij tijdens het zakken langs de gehele omtrek dubbele banen plastic folie werden uitgerold. Tussen de twee lagen plastic werd een laag vet gesmeerd. De ene laag plastic steunde tegen de grond, de andere tegen de put. De wrijving bleek hierdoor inderdaad zodanig verminderd dat de put vlot en gelijk matig zakte en keurig op zijn plaats kwam, zonder dat het nodig was met de water standen te manipuleren. Zowel vóór als na het aanbrengen van de putten zijn ter plaatse - dus ook in de putten - sonderingen verricht. Door de resultaten te vergelijken kon worden vastgesteld dat de draagkracht van de bodem niet had geleden, zodat toestemming kon wor den gegeven het onderwaterbeton te storten. Na verharding werden de putten droog ge malen en geïnspecteerd; ze bleken alle drie waterdicht te zijn, en nu konden de gewapend- beton-proppen die de eigenlijke krachtover dracht tussen bodem en putten verzorgen, worden gestort. Vermeldenswaard is nog dat het onderwaterbeton terwille van het experi ment op drie verschillende wijzen in de put ten is aangebracht. In de eerste put met be hulp van een stortkoker (contractormethode), in de tweede put met injectiemortel in van te voren gestort grind (prepaktmethode) en in de derde put met behulp van een ton specie die onder water ter plaatse van het stort werd geopend (bakkenmethode). Na de ervaringen met de puttenfundering is voor de constructie van de beweegbare ver ankering voor de kabelbaan over het Brou- wershavensche Gat een oplossing gezocht als bij de Grevelingenbaan, maar dan met zo danige verbeteringen dat de vrije slag van de balansen groot genoeg is ook tijdens de montage van de kabels, terwijl geen compen satieslingers nodig zijn. Bij de montage van de kabels over de Greve- lingen is indertijd gebruik gemaakt van zes drijvende bokken, in elke grote overspanning drie, met in hun toptakels de rollen waarover de kabels, vrij hangend boven water, werden overgetrokken. Een tamelijk kostbare me thode, die, indien toegepast voor het Haring vliet, vanwege de ligging aan de open kust ook nog tamelijk riskant leek. De gehele manoeuvre - voorbereiden, overtrekken en vastmaken - duurt 4 a 5 dagen, en over een dergelijke termijn is een betrouwbare weers voorspelling vooralsnog moeilijk te geven. Omdat gebleken was dat de gesloten kabels geen water opnemen is overwogen een aan tal pontons boven de drempel te verankeren, met daarop de rollen en verdere geleiding voor de kabels; de kabels zouden dan welis waar door het water, maar toch vrij van de stenen drempel worden overgetrokken. Ook dit bleek nogal kostbaar en riskant te zijn. Tenslotte is besloten om tussen de pylonen in totaal acht hulpjukken te plaatsen, en de kabel daaroverheen te trekken. Deze jukken, berekend op stroom- en golfkrachten, werden met een kleine drijvende bok op de drempel geplaatst en daarna op stabiliteit beproefd. Ze hadden de vorm van stalen driepoten met een dwarsbalk aan de bovenkant. Aan de drie hoekpunten onderaan waren kettingnetten gevuld met grofgrind bevestigd, teneinde een goede krachtsoverdracht tussen de jukken en de stenen drempel te bewerkstelligen. De manoeuvre van het overtrekken is goed verlopen. Allereerst werd met een sleepboot een hulpkabel van 40 mm dik van noord naar zuid overgetrokken. Aan de zuidelijke oever werd deze hulpkabel met behulp van een 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 12