ipsL. 2 AND (GETRILD) m i 6ëWAP£N0 BETON ÓNOERWATgfi BETON O nMïïim 1200 -•■4.00 dubbelconische kabelkous aan de draagkabel bevestigd, zodat die vervolgens door een op de noordelijke oever staande lier kon wor den overgetrokken. Vervolgens werden aan beide einden van de kabel zware klemmen gemonteerd, die weer met takels aan de fundering waren bevestigd. Daarna werden de kabels een voor een in de pylonen gehesen en in de glijgoten gelegd, waarbij ze los kwamen van het water en van de hulpjukken en een spanning kregen van 80 a 90 ton. Vervolgens werd de zuivere maat bepaald en werden de kabels op de juiste lengte afgesneden en aan beide zijden voor zien van een kabelkous. Na bevestiging van de kabel aan het vaste verankeringspunt en aan het contragewicht kon vervolgens de definitieve spanning van ca. 300 ton worden aangebracht door de gewichten met stalen broodjes te ballasten. Hoewel het weer ge durende de weken waarin deze montage plaatsvond zeer gunstig was en de zee kalm, bleken de kabels toch ten gevolge van de altijd aanwezige zeegang niet bepaald rustig te liggen zolang zij door de hulpjukken wer den ondersteund. Overwogen wordt daarom om bij de montage van de kabels voor de baan over het Brouwershavensche Gat geheel vrij van het water en zonder hulpondersteu ningen te werken. Beproevingen Om na te gaan of de werkelijke spannings verdeling in de ankerstoel waarmee de draag- kabels aan de zuidzijde vast verankerd worden aan het lichaam van de uitwaterings sluizen, enigszins in overeenstemming was met de berekende, is de ankerstoel vóór de montage van de draagkabels met behulp van een zware stalen hulpconstructie en een aan tal hydraulische vijzels beproefd tot een trek kracht van totaal 2 X 400 800 ton. De uit de rekstrookjes herleide spanningsverdeling bleek hier en daar af te wijken van de be rekende, maar de afzonderlijke waarden over schreden nergens de toelaatbare spanning. Er zijn speciaal voor de beproeving twee extra kabelkousen gemaakt, die, verbonden door twee zware schalmen en beide voorzien van een kort stuk kabel, tot 750 ton werden beproefd. De gemeten spanningen bleken lager te zijn dan de berekende, ofschoon de spanningsverdeling ook hier enigszins afweek van wat bij de berekening was aangenomen. Van de beide kabels zijn in totaal acht proef stukken genomen en wel twee van elk uit einde, waarvan er vijf op een zware trekbank tot breuk zijn belast. Het maken van derge lijke proefstukken dient zeer zorgvuldig te gebeuren; de kabel moet ter plaatse goed zijn ontwikkeld zodat geen ontwinden kan plaatsvinden; het aangieten van de conussen waarmee de kabel in de trekbank past, ge schiedt in verticale stand. Algemeen wordt ervan uitgegaan dat een breuk vlak naast of in de conus te wijten is aan een niet zuiver gemaakt proefstuk of een niet zuiver uit gelijnde bevestiging in de spankoppen van de trekbank, waarna de proef herhaald mag worden. Een conus kan immers nooit sterker zijn dan de kabel zelf. De resultaten waren als volgt: Alle proefstukken braken bij de conus. Ofschoon proef BD I nog juist voldeed aan de gestelde eis (850 ton met een tolerantie van 2%) is proefstuk BD II van hetzelfde kabeleinde op verzoek van de fabrikant ook 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 14