1
verkregen uit de continue registraties op het
Zijpe, uit te zetten tegen de in het meet
station Grevelingen geregistreerde tijverschil-
len. Ter vergelijking zijn ook de snelheden in
dezelfde punten van het Zijpe vóór de af
sluiting van het Volkerak opgenomen.
Bij deze grafische voorstelling ontstaan
puntenwolken die inzicht verschaffen in de
bedoelde betrekkingen. Zo goed mogelijk
werd een rechte lijn door deze puntenwolken
bepaald. Door correlatieberekening werd de
vergelijking van de lijn verkregen, terwijl ook
standaarddeviatie en correlatie-coëfficient
werden bepaald. Tabel II geeft de gevonden
waarden.
Na de afsluiting van het Volkerak is de corre
latie-coëfficiënt bij eb toegenomen, of, in ge
wone taal: na het wegvallen van de invloed
van de stroming door het Volkerak is de
maximale ebstroomsnelheid in het Zijpe
sterker dan voorheen afhankelijk geworden
van het tijverschil.
Uit figuur 3 blijkt onder meer hoe de maxi
male snelheden in het Zijpe bij een tijverschil
in het station Grevelingen van 248 cm bij
doodtij, 310 cm bij gemiddeld tij en 350 cm
bij springtij zijn veranderd. (Zie tabel III.)
Niet alleen de veranderingen in de maximale
vloed- en ebsnelheden, maar ook de verande
ringen in de snelheidskrommen in het Zijpe
verdienen de aandacht. Figuur 4 brengt in
beeld hoe de stroomsnelheden in het Zijpe in
meetplaats 1 na 1964 bij gemiddelde getij
omstandigheden zijn veranderd. De krommen
werden samengesteld uit de gegevens van een
aantal 13-uursmetingen in de verschillende
waterloopkundige perioden, namelijk 28 van
dergelijke metingen verricht in 1962, dus vóór
de afsluiting van de Grevelingen en het
KRAMMSR
VOL K£ KAK
MA STGAT-
26