van Zijpe, Krabbenkreek-Mastgat en Keeten
werd het betreffende gebied in een aantal
vakken verdeeld. In elk vak werd de getijlijn
bepaald door interpolatie tussen het verticale
getij te Bruinisse en Stavenisse. Vervolgens
werd met intervallen van een halve meter het
oppervlak van de waterspiegel bepaald en
uitgezet tegen de waterstand; daarnaast kon
voor elk vak de waterstandsverandering per
tijdseenheid bepaald worden. Door de water
standsverandering te vermenigvuldigen met
net oppervlak van het kombergingsgebied kan
men dan op elk moment de hoeveelheid water
berekenen die het vak in- of uitstroomt. De al
dus bepaalde kombergingskromme gedurende
de ebperiode is weergegeven in figuur 7.
Dan blijkt na afsluiting van het Volkerak dat
de maximale ebafvoer in de Krabbenkreek
tengevolge van de grotere getijverschillen
maar een beetje is toegenomen, die in het
Zijpe echter met 12°/o, en die in de mond van
het Keeten bij Stavenisse zelfs met 28%.
Men kan zich nu afvragen of de vermeerde
ring met 12% van de maximum ebafvoer in
het Zijpe niet in tegenspraak is met de reeds
eerdergenoemde toename van de maximum
ebsnelheid met 3%. Dat dit echter niet het
geval is kan met de volgende redenering
worden aangetoond. De toename van de
maximum ebafvoer met 12% is niet alleen een
gevolg van de snelheidstoename, doch ook
en meer van het grotere stroomvoerende
dwarsprofiel dat het Zijpe na de afsluiting
van het Volkerak tijdens maximum ebstroom
heeft gekregen.
Uit tabel IV blijkt dat het stroomvoerende
dwarsprofiel met omstreeks 7% is toege
nomen. Voegt men dit bij de snelheidstoe
name van 3%, dan komt men al aardig in de
buurt van 12%. Voorts blijkt uit de afvoer-
krommen dat de maximale ebstroom in de
mond van het Keeten vóór de afsluiting van
het Volkerak optrad 3 uur en 20 minuten na
H.W. en na de afsluiting 1 uur en 55 minuten
na H.W.
Op bovengenoemde tijdstippen werden voor
de komberging en de afvoeren in de ver
schillende raaien de waarden gemeten die in
tabel V zijn verantwoord.
De toename van de maximale ebstroom in
het Keeten kan dus verklaard worden uit de
toeneming van de ebafvoeren in het Zijpe en
de vervroeging in fase van het tijdstip van
maximum ebstroom, en ook doordat het tijd
stip van maximale stroom in de mond van het
Keeten na de afsluiting van het Volkerak zeer
dicht valt bij het tijdstip van de maximum
afvoer in de Krabbenkreek, hetgeen vroeger
in mindere mate het geval was. Bovendien is
als gevolg van het vroeger optreden van het
tijdstip van maximale stroom ook de kom
berging van het gebied op dit tijdstip groter
dan voorheen, in de eerste plaats omdat dit
tijdstip optreedt bij een hogere waterstand en
er dientengevolge een groter kombergings-
oppervlak aanwezig is, en ten tweede omdat
ook de waterstandsverandering per tijdseen
heid door de toename van het getijverschil
groter is geworden.
32