welvaren van het produkt bijdraagt, is tot op
heden vrijwel niet voorhanden. Overlevering
en door ervaring van de kweker verkregen
inzicht geven meestal de doorslag.
De mosselkwekerij in de Zeeuwse wateren is
thans ongeveer honderd jaar oud. Uit nog
vroegere tijd vindt men wel vermelding van
mosselvangst - het is eigenlijk onmogelijk
daar een begindatum voor op te geven -
maar vangst is iets anders dan kweek. De
kweek wordt pas mogelijk als de teler er
zeker van kan zijn dat de moeite en de zorg
die hij in het broed investeert, ook hèm en
niet elke voorbijvarende visser ten goede zul
len komen, met andere woorden, wanneer de
overheid percelen uitgeeft en een behoorlijke
controle uitoefent op de bescherming van het
bezit. Sedert de uitgifte van percelen een
aanvang nam, is de Oosterschelde de hart
ader van het bedrijf, in belangrijkheid gevolgd
door de Grevelingen; ook in de Eendracht en
de Zandkreek vond men percelen. De Wester-
schelde en de voormalige Braakman hebben
nooit meer dan een ondergeschikte betekenis
gehad voor het mosselbedrijf. Een eigenaar
digheid van het Zeeuwse stromengebied is
van oudsher, dat er, om overigens niet geheel
opgehelderde redenen, meestal niet vol
doende zaadval plaatsvindt om voortzetting
van de teelt te kunnen garanderen. Daarom
werden al vanaf het vroegste begin van de
cultuur tochten ondernomen voor het vangen
van mosselzaad in de Waddenzee, vroeger
ook de Zuiderzee. In die watergebieden deed
zich een tegengesteld verschijnsel voor: er
was zaadval in overvloed, maar de omstan
digheden voor mosselkweek werden er min
der gunstig geacht. De Waddenzee is eigen
lijk altijd het terrein geweest van de vrije
visserij, in het bijzonder de garnalenvisserij.
Het in de Waddenzee gevangen mosselzaad
werd uitgezaaid op halfwasbedden in de
Zeeuwse stromen, en vandaar na een jaar
overgezaaid op definitieve consumptieper
celen, waarvan dan voor de handel bestemde
mosselen werden geoogst. Zo verloopt de
kweek in grote trekken nog steeds. Opvissen
geschiedt tegenwoordig uitsluitend met een
door een kotter of omgebouwde beurtvaarder
gesleepte mosselkor, dat is een rechthoekig
ijzeren raamwerk, waarachter een net hangt
van ijzeren ringen en touwwerk, tegenwoordig
ook wel nylon. Gesleept over de bodem doet
de kor veel sediment opwervelen, terwijl de
mossels, op niets verdacht, openstaan om
het water door hun kieuwen te laten spoelen.
Bij de vangst komen ze dan nogal vervuild,
met zand en slib binnen de schelpen,
boven water. Het is niet raadzaam ze dan
meteen op de markt te brengen, want de
consument heeft liever geen zand tussen de
kiezen. Men moet de mosselen eerst een paar
dagen 'verwateren', ze daarmee de gelegen
heid gevend zich van zand en slib te ontdoen.
Het is van elementair belang dat de verwate
ring geschiedt in helder, slibarm water. In
getijwater, waarin een verwaterplaats twee
maal per dag droogvalt, krijgen de mosselen
bovendien gelegenheid hun sluitspier te
oefenen, hetgeen de houdbaarheid tijdens hel
transport ten goede komt. De bodem van een
verwaterplaats moet stabiel en vast zijn,
anders herhaalt de vervuiling zich bij het
weer opvissen van de mossels.
Als kweekplaats voor consumptiemosselen is
het Waddengebied voor het eerst op grote
schaal in gebruik geweest tijdens de eerste
wereldoorlog, toen er in Duitsland een groot
Overzicht van het mosselproef
station
voedseltekort ontstond. Vóór de kweek echter
resultaten begon op te leveren, was Duitsland
ineengestort, en de kweekpercelen werden
weer aan hun lot overgelaten. Maar men had
bij deze gelegenheid ontdekt dat de Zuider
zee en de Waddenzee een produkt konden
opleveren, gelijkwaardig aan dat van de
Zeeuwse stromen. Pas in 1950 werd opnieuw
een beroep gedaan op de kweekmogelijk-
heden in het Waddengebied. In Zeeland wer
den de mosselen toen geteisterd door een
parasiet, Mytilicola intestinalis, die in de spijs
verteringsorganen van de mossel huisde, en
zich op diens kosten tegoed deed. De om
vang van de slachting die de parasiet onder
zijn gastheren aanrichtte, was afhankelijk van
zijn voortplantingsmogelijkheden, en die wer
den bepaald door de milieu-omstandigheden
en door de dichtheid van de in het voort-
40