Drooggevallen mosselbank in het Waddengebied water waren verricht in 1963 en 1964 gaven bruikbare zoutgehaltes aan. In de volgende jaren bleek echter na continue metingen dat de aanvankelijk verkregen meetresultaten op de lange duur niet representatief konden wor den geacht. Ook dit plan werd verlaten. De definitieve vestiging van een laboratorium voor schelpdierenonderzoek heeft tenslotte plaatsgevonden op de zuidpunt van het eiland Tessel, in de polder 't Horntje. Er is een proefterrein geprojecteerd bestaande uit een overdekt laboratorium en een aantal proef- bassins in de open lucht, waarin de kunst matige verwatering en de opslag van mosse len op enigszins reële schaal zal kunnen worden beoefend. Na de eerste verkenningen zal een semi-praktijkproef worden opgezet, waarbij 't Horntje ongeveer 5% van de mos- selproduktie van de Waddenzee hoopt te kunnen behandelen. Uitvoeringstechnische en economische vraagstukken worden in die fase mede bekeken, zodat niet alleen uitspraken kunnen worden gedaan over de voorwaarden waaraan water, bodem, luchtvochtigheid en lichtintensiteit moeten voldoen, wil de mossel in de verschillende seizoenen optimaal wor den verwaterd en opgeslagen, maar tevens aanbevelingen voor de bedrijfsvoering kun nen worden gegeven. Uiterlijk in 1973 zal rapport worden uitgebracht over de resul taten van deze mosselproeven, zodat op basis van de uitgebrachte adviezen nog tijdig kan worden begonnen met de aanleg van een definitieve kunstmatige verwaterplaats. De bouw van het mosselproefstation in de polder 't Horntje, die rond 6 miljoen gulden vergt, is begonnen in het voorjaar van 1968. Ongeveer een jaar later kon het overdekte laboratoriumgedeelte worden betrokken. In de aanvang van 1970 wordt een begin gemaakt met proefnemingen in de open lucht, hoewel het hele project pas in september 1970 zal worden opgeleverd. In het laboratorium wordt het wetenschappe lijk onderzoek in eerste instantie verricht in de 'natte afdeling', waar een aantal stroom- goten van 50 cm breed parallel staat opge steld; aaneengekoppeld vormen ze een goot van 24 meter lengte; het is echter ook moge lijk de goten door plaatsing van verticale schotten in compartimenten onder te ver delen, zodat een groot aantal proeven met verschillend ingestelde omstandigheden tegelijk kan worden uitgevoerd. Experimen teertafels bieden de mogelijkheid detail- proeven te nemen; bij het onderzoek kan men dus steeds de schaal waarop het wordt verricht, vergroten en verkleinen. Er zijn in de aquariumruimte leidingen met aftappunten, met behulp waarvan naar ver kiezing zout en zoet water van verschillende temperatuur door de goten kan worden geleid. Tevens kan het water naar behoefte worden belucht, en kan de belichting op het water worden gevarieerd. Zoutgehalte en zuurstofrijkdom van het water worden elek trisch gemeten en op registratie-apparatuur vastgelegd; ook debiet- en temperatuur- metingen kunnen tijdens de proeven voort durend worden aangetekend. De observatie cabine met het instrumentarium voor de ver schillende metingen is door een glaswand van de eigenlijke aquariumruimte gescheiden. Naast deze natte afdeling bevat het labora toriumgebouw afdelingen voor chemisch, zuiver biologisch en bacteriologisch onder zoek van water- en mosselmonsters, hetzij uit de experimentele opstellingen, hetzij van 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 45