zonken, van zware betonnen sloven waren
voorzien en rondom met steen aangestort.
Omdat de bodem ter plaatse losgepakte zand
lagen bevatte van een gelijkmatige fijne
korrelopbouw werd de kans op zettings
vloeiingen bij te sterk oplopende water
spanningen in het zand niet uitgesloten ge
acht. Met het oog daarop waren in de onder
grond waterspanningsmeters geplaatst en was
zelfs in de mogelijkheid voorzien om zo nodig
een bemaling aan te brengen.
Ofschoon de funderingsdrukken relatief zeer
weinig hoger werden tijdens het rijden met
de afzonderlijke gondels bleek toch uit de
waarnemingen dat de waterspanningen bij
een te snelle opeenvolging van de wagens
geen gelegenheid kregen volledig terug te
lopen tot het oorspronkelijke niveau, maar
geleidelijk hoger werden. De registratie van
het spanningsverloop was zo nauwkeurig, dat
de gehele loop van een over de kabel
rijdende motorgondel in de waarnemingen van
de waterspanningsmeter kon worden gevolgd.
Omdat er telkens weer werkpauzes waren,
waarin de waterspanningen konden terug
lopen, behoefde geen bemaling te worden
aangebracht. Maar toch werd op grond van
nader overleg met de deskundigen van het
Laboratorium voor Grondmechanica te Delft,
dat deze metingen had uitgevoerd, de con
clusie geformuleerd dat hernieuwde toepas
sing van deze funderingswijze in het Haring
vliet, waar het bedrijf intensiever zal zijn, te
grote risico's zou inhouden. Besloten werd
in het vervolg een fundering toe te passen
die reikt tot in de diepe pleistocene zand
lagen. Vanwege de geëxposeerde ligging van
het Haringvliet en het Brouwershavensche Gat
leek het eerder bij de Zeelandbrug over de
Oosterschelde toegepaste systeem van putten-
fundering - waarover meer te vinden is in
Driemaandelijks Bericht nr. 21 (augustus
1962) - aantrekkelijker te zijn dan de klas
sieke oplossing met een paalfundering in een
open en bemalen bouwkuip. Bij het opstellen
van het belastingsschema bleek dat de hori
zontale drukken die het gevolg zouden zijn
van eventuele ijsgang verreweg het grootst
waren en ertoe noodzaakten elke pyloon op
drie putten te funderen. De verticale belasting
wordt voornamelijk bepaald door de negatieve
kleef ten gevolge van de zetting van de
ondergrond door de druk van de op te
storten afsluitdam.
Een ander markant verschil met de pylonen
van de kabelbaan over de Grevelingen is de
toepassing van geprefabriceerde voorgespan
nen betonnen opzetstukken ter vervanging
van een deel van de staalconstructie.
Bij het ontwerpen van de kabelbaan over de
Grevelingen was de mogelijkheid nog open
gelaten om als proef twee motorgondels naast
elkaar op beide kabels te laten rijden, zodat
ze samen een groot element van 20 ton zou
den kunnen transporteren, bijvoorbeeld een
stalen kooi die na plaatsing met steen kon
worden gevuld. De motorgondels moesten de
pylonen derhalve aan de binnenzijde van de
staanders passeren; de portaalconstructie der
pylonen garandeerde tevens een grote mate
van wringstijfheid. Tijdens het werken bleek
aan deze constructie echter ook een nadeel
te kleven, en wel de kans op beschadiging
door onbedoeld vallende lasten. Het is voor
gekomen dat een gondel door een foute
manoeuvre juist in de pyloondoorgang een
paar zandasfaltzakken liet vallen, waardoor het
onderliggende stalen vakwerk zodanig werd
4