Veranderingen in de
stroomsnelheden ten zuiden
van de Volkerakdam
De bouw van de Volkerakdam heeft tot gevolg
gehad dat de getijstromen op het rivieren
traject Volkerak-Krammer-Zijpe-Mastgat-
Keeten aanzienlijk zijn gewijzigd. In het
Driemaandelijks Bericht nr. 49 (augustus 1969)
zijn de veranderingen in het verticaal getij
omschreven; thans zullen de veranderingen
in hef horizontale getij, dus in de stroom-
snelheden, worden besproken.
Om de onder de invloed van de Volkerak-
sluiting opgetreden veranderingen te kunnen
vaststellen, is een vergelijking getrokken tus
sen de gegevens van stroomsnelheids-
metingen in de jaren 1965-1968, de periode
tussen de afsluiting van de Grevelingen en
die van het Volkerak, en de resultaten van
een aantal meetseries die dateren van na
28 april 1969, de dag waarop het Volkerak
dichtging. Wij maken hier gebruik van sinds
die dag uitgevoerde continue stroomsnel-
heidsregistraties in het Zijpe, verricht op twee
punten in de meetraai op vier tienden van de
waterhoogte boven de bodem, van snelheids
metingen in een raai in de mond van het
Keeten nabij Stavenisse, en van snelheids
metingen op verschillende hoogten van de
verticaal in enkele punten op het traject
Volkerakdam-Zijpe. De ligging van alle be
doelde punten staat aangegeven in figuur 1.
De twee punten in het Zijpe lenen zich bij
uitstek voor een vergelijkend onderzoek, aan
gezien daar ook van voor de afsluiting van
het Volkerak continue snelheidsregistraties ter
beschikking staan.
De exacte bepaling van veranderingen in het
horizontale getij is echter veel moeilijker dan
men op het eerste gezicht zou zeggen, ze is
met name veel moeilijker dan de bepaling
van verschillen in het verticale getij. Allereerst
omdat het meetmateriaal veel beperkter is
dan dat voor verticale tijverschillen: stroom
metingen kunnen nu eenmaal niet zo ge
makkelijk over lange tijd continu worden ver
richt als registraties van het verticale getij,
dat op een peilschaal wordt aangetekend.
Daar komt bij dat stroomsnelheden veel meer
dan waterstanden afhankelijk zijn van toe
vallige plaatselijke omstandigheden. Kon men
een vaste relatie leggen tussen het horizon
tale en het verticale getij op een bepaalde
plaats, dan zou men vervolgens uit de makke
lijker verkregen gegevens omtrent de tij-
verschillen gevolgtrekkingen kunnen maken
voor wat betreft de stromingen. Zulk een ver
band is er in het algemeen inderdaad. Vóór
de afsluiting van het Volkerak bleek er in het
Zijpe een min of meer lineaire betrekking te
bestaan tussen de maximale stroomsnelheden
en het getijverschil. En zo mag men ook aan
nemen dat er een verband bestaat tussen de
maximale eb- en vloedsnelheden en het getij-
verschil op een punt aan de kust waarop de
afsluiting van het Volkerak geen invloed heeft
gehad. Aan die laatste voorwaarde voldoet
zeker het meetstation Grevelingen, onmiddel
lijk ten westen van de schutsluis te Bruinisse.
Dit punt representeert in onze beschouwing
de toestand op zee.
De verandering van het verticaal getij te
Bruinisse, aan de oostzijde van de Greve-
lingendam, waar de afsluiting van het Volke
rak dus wèl invloed heeft gehad, wordt ge
vonden door vergelijking van de waterstanden
in de stations Bruinisse en Grevelingen, waar
van de algemene relatie uit vroegere meet
series bekend is. Het blijkt dat die twee getij
grootheden nauw samenhangen en dat hun
relatie kan worden benaderd door rechte
lijnen. Bij vergelijking van de genoemde
lijnen blijken te Bruinisse de volgende ver
anderingen te zijn opgetreden, opgenomen
in tabel I.
De relatie die op het Zijpe na de afsluiting
van het Volkerak is ontstaan tussen horizon
taal en verticaal getij kan nu worden be
naderd door de maximale stroomsnelheden,
25