i
scheepvaartwegen, de zoutbestrijding en het
watervrijmaken van van oudsher bestaande
kombergingsgebieden.
Tot hiertoe werd alleen gesproken over de
normale getijbeweging in het Deltagebied
benoorden de Volkerakdam. Voor een onder
zoek naar de veiligheid van dit beneden
rivierengebied moet men echter de situatie
onder ogen zien bij minder frequent op
tredende hoge en zeer hoge waterstanden.
Stormen vanuit zee, vooral de beruchte
noordwesterstormen, doen de waterstanden
oplopen; de mate waarin is natuurlijk af
hankelijk van de duur en de kracht der
stormen. In zulke perioden kan men met de
sluizen slechts in beperkte mate spuien, of
zelfs in het geheel niet. Als de sluizen
gesloten zijn, zullen ze voor de duur van de
Fig. 1 Afvoerverdeling over
Nederrijn en Gelderse IJssel bij
de stuwprogramma's 'S 250' en
'S 350' te Driel
Fig. 2 Opening van de Haring-
vlietsluizen als functie van de
Rijnafvoer
Fig. 3 De Ff.W.- en L.W.-lijnen
in een aantal punten in het
benedenrivierengebied als
functie van de Bovenrijn, vóór
de afsluiting van het Volkerak
(To) en na de afsluiting van het
Volkerak en het Haringvliet (Ti)
1
AFVOER BOVENRUM !N nA/«c.
TOELICHTING
STUW PROGRAMMA S.250"
- S.G50-
2
ol
O 2000 4000 6000 6000 >0000
AFVOER BOVÊNfWN IN m^/sec.
TOELICHTING
OPENING HARINGVLIE TSLUIZEN
WAAL RU «KANALISATIE
LEK S„250"
MAAS (SO4/.)
storm gesloten blijven tot de binnen- en de
buitenwaterstand bij dalende buitenwater
spiegel aan elkaar gelijk zijn geworden, zodat
de sluizen - tenzij de golfaanval te zwaar zou
zijn - weer geopend kunnen worden. Tijdens
zo'n storm worden de waterstanden in het
benedenrivierengebied en in de erop
aansluitende bovenrivieren niet alleen bepaald
door het verloop van de waterstanden in de
mond van de Waterweg en door de afvoeren
van Nederrijn, Waal en Maas, maar ook
door het windeffect op de benedenrivieren
zelf; vooral op de Nieuwe Waterweg en het
Haringvliet zal het windeffect zich doen
gevoelen, omdat die wateren vrijwel van
noordwest naar zuidoost lopen, precies in de
richting van een noordwester storm.
Omdat de afvoer van Rijn en Maas wordt
beïnvloed door de kanalisatie van deze
rivieren, lijkt het goed daar even op in te
gaan.
In de gekanaliseerde Benedenrijn komen
drie stuwen voor: in stroomafwaartse rich
ting achtereenvolgens bij Driel, Amerongen
en Hagestein. De stuw bij Driel is het regel-
punt voor de distributie van de Rijnafvoer
naar het IJsselmeer en naar het zuidwesten
van ons land. Door met deze stuw te
manoeuvreren kan Rijnwater via de Gelderse
IJssel naar het IJsselmeer worden gedirigeer 1
Men hanteert al naar behoefte de stuw
programma's '250' dan wel '350', kortheids
halve aan te duiden als S 250 en S 350. Bij
S 250 wordt de afvoer langs de Nederrijn
met behulp van de stuw te Driel zo lang op
50 m3/sec. gehandhaafd tot de IJsselafvoer
250 m3/sec. bedraagt. Bij verdere stijging
van de Rijnafvoer wordt de stuw van Driel
68