e stuw te Lith wordt geopend bij hoge fvoeren. in de orde van grootte van 800 :>t 1000 m3/sec.; maar ook bij ijsgang op de vier en wegens onderhouds- en reparatie- erkzaamheden. e wateronttrekking voor industriële doel- mden in het benedenrivierengebied is een ariabele maar, gezien de te verwachten ntwikkelingen, hoogstwaarschijnlijk groeien- e grootheid. Op een onttrekking van 0 m3/sec. uit de Hollandse IJssel ten be- Deve van de watervoorziening van Midden- est-Nederland moet wel gerekend worden. 3 wateronttrekking door het Zeeuwse eer zal zolang de Oosterschelde nog niet afgesloten niet belangrijk zijn; vermoedelijk alleen een naar verhouding beperkte aterhoeveelheid nodig zijn voor de zout- bestrijding bij de Volkeraksluizen. In deze beschouwingen zullen wij de wateronttrekking naar het Zeeuwse Meer buiten beschouwing laten. Volgens de door de Rijkswaterstaat gepubliceerde nota 'De waterhuishouding van Nederland' zal de wateronttrekking bij een Rijnafvoer groter dan 1000 m3/sec. zeker gemiddeld 300 m3/sec. kunnen bedragen. Hier dient nog te worden gewezen op het verschillend karakter, wat hun afvoerregime betreft, van de Rijn en de Maas. De Rijn wordt wel een gletsjerrivier genoemd. Behalve door afvoer van regenwater in zijn stroomgebied wordt de afvoer van de Rijn in belangrijke mate bepaald door de sneeuwval in Zwitser land en in Duitsland. De Maas echter is een regenrivier; zijn afvoer wordt hoofdzakelijk bepaald door de regenval in zijn stroom- 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 17