s i <5 ROTTERDAMSE WA TERWEG <115 105 HOLLANDSE IJSSEL 470 \ou 60 V 50 I NOORD BOVEH 25 r MER WEDE vervolgens landinwaarts via de Nieuwe Water weg, de Nieuwe Maas, de Noord, de Oude Maas en de Kil naar het Hollands Diep en het Haringvliet tot aan de mond van het Haringvliet. De overeenkomstige H.W.- en L.W.-lijn zijn uitgezet voor het riviertraject Nieuwe Waterweg-Oude Maas en vervolgens weer via de Kil en het Hollands Diep naar de mond van het Haringvliet tot aan de ge sloten sluizen. Aan weerszijden van de sluizen treden zeer verschillende H.W.- en L.W.- standen op. Het getij dat zich aan de binnen zijde van de sluizen zal manifesteren is immers een gevolg van het getij dat zich vanaf de mond van de Waterweg via de beneden rivieren naar het Haringvliet voortplant. Tengevolge van wrijvingsweerstand, traagheid en komberging ondergaat het verticale getij gedurende de voortplanting naar het Haring- so> <60 70 Fig. 6 Grootte en richting var de maximale eb- en vloedsnel heden in het benedenrivieren gebied bij een Bovenrijnafvoer van 1500 m3/sec. bij toestand To (boven) en toestand Ti (be neden). Met de Haringvliet- sluizen wordt niet geloosd <60 50 |<55 <8° O 100 EBSNELHEID IN CM/S IC. 90 VLOEDSNELHEID IN CM/SEC. 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 20