GIETASFALTSLA «4- - STEENKORVEN - -X4- -GEP STORTSTEEN DIK 0.50-0.95- OEW BET. OAMWAI 'KO.IOj )ok dan zal een 1,50 m dikke laag kalksteen s.g. 2,65 - met een stukgewicht tussen 10 en 00 kg voldoende stabiel zijn. e drempelbreedte is vastgesteld op 35 m. at is breed genoeg voor de 18 m brede aissons; ook bij een minder nauwkeurige aissonplaatsing blijft dan nog voldoende iimte beschikbaar voor het aanbrengen van e an steenaanstorting aan weerskanten van de aissonrij ter voorkoming van onderloopsheid. ocht tijdens de uitvoering van de sluiting iijken dat ergens toch één caisson naast de ndere buiten de doorgaande rij moet worden eplaatst dan kan daar ter plaatse een empelverbreding van steen tegen de •empel op de bodembescherming worden pgestort. De bodembescherming en de empel zullen ten dele op de geulbodem, ten ele in een inbaggering worden opgebouwd, oor een deel is de inbaggering al gemaakt ij de aanleg van het damvak door het >pringersdiep in 1969. Men ontleende toen het iodige zand voor de opbouw van het amlichaam aan de bodem van het Brouwers- jvensche Gat waar die toch moest worden rdiept voor drempel en bodembescherming n het sluitgat. In de destijds gemaakte daggering is plaatselijk een geul ontstaan n hier en daar wel N.A.P. -16 m diep. Waar re geul de drempel kruist zal hij worden gevuld met fijn en grof grind. Verder naar zuiden heeft men destijds een zandrug 3n staan, in de hoop dat de stroom dat id zou opruimen. Dat is maar gedeeltelijk eurd, en nu zal het resterende gedeelte gebaggerd worden tot een diepte van P. - 12,75 m, de minimum diepte voor het en van de drempel. Nog verder naar het en zal een bestaande geul tot onder de drempel worden opgevuld met fijn en grof grind. Nabij de kop van de uitbreiding van het damvak Kabbelaarsbank moet dan weer een ingraving worden gemaakt. Het zand wordt, voor zover het gezogen kan worden, rechtstreeks in de verlenging van het damvak geperst. Het koptalud wordt aan gelegd onder een helling van 1 5; de grondslag onder de drempel en de bodem bescherming wordt afgebaggerd op N.A.P. - 12,75 m, het niveau van de bodembescherming in het sluitgat. Voor het vaststellen van de begrenzingen van de bodembescherming is een onderzoek ingesteld in het Waterloopkundig Labora torium. Als criterium voor het ontwerp werd gesteld dat de ontgrondingen vóór en tijdens de sluiting aanvaardbaar moeten zijn en tevens, dat geen onder de rand van de bezinking doorgaande ontgronding mag ont staan, ook niet als de rij geplaatste caissons gedurende enige tijd open staat, terwijl de blokkendam in de zuidelijke geul al tot N.A.P. is opgestort. Eerst zijn de ontgrondingen bepaald bij een over de gehele oppervlakte ruwe bodem bescherming. Daarbij bleek dat zowel aan de zeezijde als aan de meerzijde een strook van 130 m moeten worden verdedigd, uitgezonderd nabij de landhoofden waar uitbreiding tot 160 m noodzakelijk bleek. Vervolgens is onderzocht of een deel van de bodembescher ming ook uitgevoerd mocht worden als een hydraulisch gladde constructie. Toen echter bleek dat dan tenminste een ruwe rand van 70 m breedte moest worden aangelegd, is besloten de gehele verdediging ruw te maken. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat de bodembescherming kon worden beëindigd met 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 25