Het secundaire wegenstelsel
op en rondom de Haringvlietdan
Bij de opzet van het Deltaplan heeft van de
aanvang af naast het primaire doel het
achterliggende land tegen overstroming te
beschermen, de verbetering van de verkeers
verbindingen over land een belangrijke
rol gespeeld.
Door de aanleg van wegen over de afsluit-
dammen ontstaat een stramien van door
gaande wegverbindingen dat een volledige
ontsluiting mogelijk maakt van het voordien
geïsoleerde eilandengebied. Het verkeer over
de dammen zal grotendeels een doorgaand
karakter hebben. Toch zal er, zij het op
geringere schaal, ook lokaal verkeer plaats
hebben over de dammen; de omvang daarvan
hangt in sterke mate af van de ruimte die men
er voor schept: het lokale verkeer zal voor
een deel langzaam verkeer zijn, dat op een
snelweg niet wordt toegelaten. Bij het ontwerp
van de dam door het Haringvliet zijn over de
dam zowel primaire als secundaire wegen
geprojecteerd. De primaire en de secundaire
weg lopen zelfs geheel gescheiden en
onafhankelijk van elkaar.
Vorm en afmetingen van het wegencomplex
over de dam worden in sterke mate bepaald
door de uitwateringssluizen, die de afsluitdam
over een lengte van 1 km onderbreken;
op de sluizen is nu eenmaal minder ruimte
dan op de dam zelf. Op grond van de
inzichten in de jaren 1956/57, toen de sluizen
werden ontworpen, is voor de wegen over de
uitwateringssluizen een totale breedte van
22 m gekozen, onder te verdelen in twee maal
twee rijstroken van 3,20 m voor snelverkeer,
één secundaire weg met een breedte van
4,50 m en een voetpad van 1,05 m breed; alle
rijbanen en paden onderling gescheiden door
vangrails.
Behalve de uitwateringssluizen bevat de dam
door het Haringvliet nog enkele kunstwerken.
700 m ten zuiden van het zuidelijk landhoofd
van de uitwateringssluizen werd een
schutsluis gebouwd, en weer 800 m meer naar
het zuiden moest de Zuiderdiepboezem
worden overbrugd. De bruggen voor primair
en secundair verkeer over het Zuiderdiep
werden om technische en economische
redenen vlak naast elkaar gebouwd; de
primaire weg ligt hier 4 m hoger dan de
secundaire.
Tussen de overbrugging en de uitwaterings
sluizen wijken de twee wegen uit elkaar:
de primaire weg wordt over het westelijk
sluishoofd van de schutsluis gevoerd, de
secundaire over het oostelijke. De secundaire
weg is onder meer bedoeld om het lokale
verkeer toegang te verschaffen tot de havens
aan weerszijden van de schutsluis; daartoe
wordt een afrit gemaakt ter plaatse van de
haventerreinen. Bovendien werd vanaf het
kruispunt bij de binnenhaven een weg
geprojecteerd naar Goedereede-Havenhoofd.
Deze oost-westverbinding moest de snel-
verkeersweg ongelijkvloers kruisen, zodat eei
viaduct noodzakelijk was.
Daartoe genoodzaakt door de geringe be
schikbare ruimte tussen de overbrugging var
het Zuiderdiep en dit viaduct heeft men
slechts een deel van de op- en afritten van d
snelweg ten zuiden van de schutsluis
geprojecteerd, en een ander deel ten noordet
ervan: voor de afrit richting Voorne-Putten
en de oprit richting Goeree-Overflakkee werd
ten zuiden van de schutsluis juist voldoende
terrein gevonden, zij het dat de invoeg- en
uitrijstroken op de overbrugging vielen. De
afrit richting Goeree-Overflakkee en de oprit
richting Voorne-Putten zijn geprojecteerd
op het terrein tussen de schutsluis en de
uitwateringssluizen. De afrit geeft via een
tussenweg aansluiting op het knooppunt van
secundaire wegen. Zo kan men ook het
bedieningsgebouw van de uitwateringssluize i
90