uk te krijgen van de meteorologische in-
oeden op het berekende getijverloop. Op
ond van de waarnemingen aan het station
het zuidelijk deel van de Lauwerszee kon-
n vooraf waarschuwingen worden opge
ld betreffende het waarschijnlijke ken-
ingstijdstip in het sluitgat. Het tijdstip van
igwater dat daar werd gemeten bleek aan
hand van eerder opgestelde vergelijkingen
v ardevolle informatie te kunnen verschaffen
i aanzien van het tijdstip van laagwater in
t sluitgat, en daarmede ten aanzien van de
nstreeks het laagwatertijdstip optredende
itering.
t sluitgatgebied werd bewaakt met behulp
n een intensief peilprogramma. De drempel
n het sluitgat, de op de drempel aanslui-
de bestorting en de randen van de be
king werden nagenoeg dagelijks gepeild,
ngezien het Nieuwe Robbengat, de stroom-
■jI tussen het bouwdok en het sluitgat-
bied, in de nabijheid van de uitwaterings-
izen en de uitmonding in het vaarwater
ar Oostmahorn voortdurend tekenen ver-
>nde van verondieping, werd vrijwel dage-
s een peilkaart van dit gebied samen-
-;teld. Op deze peilkaart werd vervolgens
>r iedere caissonsleep de beste vaar-
ite bepaald. Deze vaarroute werd daarna
Hi-Fix posities vertaald, aan de hand
arvan een vaartuig met een trackplotter de
ssonsleep door het vaarwater loodste,
.ast de bewaking van gebieden die daar-
ar in aanmerking kwamen door middel van
loloodpeilingen vanaf een conventioneel
etvaartuig, werden voorts vanaf de plaat-
g van de 12e caisson dieptekaarten van de
ampel en de omgeving gemaakt met behulp
n het peilvaartuig 'Krabbe'. (Een beschrij-
ig van dit meetvaartuig vindt men in Bericht
49, augustus 1969.) De 'Krabbe' bleek snel
iormatie te kunnen leveren betreffende ont-
ondingen.
stroommetingen en getijwaarnemingen
den na opneming terstond radiografisch
ergebracht naar het op het werkeiland in
Lauwerszee ingerichte Studiecentrum. Ten
hoeve van de communicatie waren een
eetal radionetten opgezet met in het Studie-
ntrum gescheiden luisterposten. Het grote
ntal gesloten draadloze communicatie-
;tten dat voor de aannemers en de Rijks-
aterstaat reeds in dit betrekkelijk klein ge-
ed in de lucht was, veroorzaakte ondanks
e getroffen voorzorgen veel hinder in het
erichtenverkeer. De stroommeetgegevens en
etijwaarnemingen werden na binnenkomst
:eteen bewerkt, voorzover nodig met behulp
an een tafelcomputer, en vervolgens gekar
teerd op bladen waarop het theoretisch be
paalde horizontale en verticale getijverloop
reeds in kaart was gebracht. Bleek op de
dag voorafgaande aan een plaatsing dat het
waargenomen getij ten opzichte van het theo
retisch bepaalde belangrijk afweek, dan werd
aan de hand van de laatste verticale getij
waarnemingen een herziene berekening ge
maakt teneinde in geval van een bestendiging
van het opgetreden weertype tot een zo juist
mogelijke verwachting te komen voor de dag
van plaatsing. Behalve op de laatste dag
bleek het verrichten van de voorspellingen op
deze wijze redelijk wel mogelijk.
Op de dagen van plaatsing van de caissons
werden de nodige gegevens vanuit het Studie
centrum radiografisch overgebracht naar de
caissons, waar een funktionaris ze op een
zelfde kaart als in het Studiecentrum aan
tekende, zij het op beperkter schaal, teneinde
de walkapitein naast incidentele adviezen
tevens een inzicht te kunnen geven betref
fende het totaalbeeld van de waterbeweging.
Het Studiecentrum heeft aldus tijdens de
laatste fase van de afsluiting van de Lauwers
zee een belangrijke rol gespeeld. Het was het
centrum waarvanuit de uitvoering van de be
nodigde metingen werd geleid, waar de
binnenkomende gegevens werden verwerkt en
waar door interpretatie van gegevens en ver
kregen resultaten een zo betrouwbaar moge
lijke voorspelling van de waterbeweging werd
samengesteld. Juist door deze bundeling van
studie- en informatiewerkzaamheden in de
nabijheid van de afsluitingswerken bleek een
doeltreffende begeleiding van de sluitings
operatie mogelijk.
103