De waterbeweging in het Deltagebied benoorden de Volkerakdam na de afsluiting van het Haringvliet a de blokkering van het Rak van Scheelhoek, Ie laatste open stroomgeul van het Haring- liet, beginnen er in het Deltagebied noorde- jk van de Volkerakdam grote veranderingen p te treden in de waterbeweging. e getijgolf vanuit zee zal in de toekomst, foordat Haringvliet en Volkerak zijn afge- oten, alleen nog via de mond van de Nieuwe aterweg vrij kunnen binnendringen in het nedenrivierengebied. Bij de monding van I et Haringvliet is de toegang voor de vloed- room blijvend versperd; afvoer van zoet ater naar de zee zal alleen nog tijdens de iperioden kunnen plaatsvinden. 3 mate waarin de Haringvlietsluizen ge- 'rende de ebperiode geopend zullen worden, t ordt afhankelijk gesteld enerzijds van de mvoer van water door Rijn en Maas, en iderzijds van de zoetwaterbehoefte van idbouw en industrie, de zoutbestrijding op Waterweg, en enkele andere belangen ials de doorspoeling van verzilte en .rontreinigde binnenwateren, tijden van lage rivierafvoeren zal zo zuinig ogelijk met het beschikbare Rijn- en Maas- ater moeten worden omgesprongen, en het duidelijk dat vooral dan de afvoer van oet water via het Haringvliet naar zee zoveel ïogelijk moet worden beperkt. Een ononder broken afvoer van 40 m3/sec. door de in de uizen ingebouwde zoutriolen blijft echter oodzakelijk voor het terugdringen van zout jverslag-, lek- en kwelwater in de naaste mgeving van de uitwateringssluizen. Het ijnwater wordt in perioden van weinig bovenafvoer vrijwel geheel via de Waterweg naar zee geleid - slechts de natuurlijke of eventueel met behulp van stuwen kunstmatig vergrote afvoer langs de Gelderse IJssel heeft een andere bestemming. De laagste Rijnafvoer die tot nu toe te Lobith is waargenomen, bedraagt 600 m3/sec. Volgens de huidige inzichten zullen de uit wateringssluizen in het Haringvliet niet alleen bij zo'n extreem lage afvoer, maar bij alle Rijnafvoeren kleiner dan 1500 mVsec., on onderbroken gesloten moeten blijven. Neemt de afvoer toe tot boven de gestelde kritieke waarde, dan zullen de sluizen bij eb geopend kunnen worden, minder of meer, afhankelijk van de afvoer. Bij hoge afvoeren zullen de sluizen gedurende de eb geheel geopend zijn. Er zal echter steeds op gelet moeten worden dat de snelheden in de beneden rivieren niet te groot worden voor de scheep vaart; anderzijds mag geen water met een chlooriongehalte boven 300 mg Cl'/I het benedenrivierengebied bij de L.W.-stroom- kentering verder penetreren dan het punt waar de Hollandse IJssel uitmondt in de Lek. Aangezien men de uitwateringssluizen openzet wanneer de waterstanden aan de zeezijde lager zijn dan die in het bekken, zal de waterstand in het Haringvliet op en neer gaan tengevolge van de lozing, die immers fluc tueert afhankelijk van de buitenwaterstand. Deze waterstandfluctuatie zal zich landin waarts voortplanten en samen met het via de Waterweg binnengedrongen getij de getij beweging in het benedenrivierenstelsel en het aangrenzende gedeelte van de boven- rivieren bepalen. De dagelijkse getijbeweging in het benedenrivierengebied wordt dus bepaald door het getij in zee bij Hoek van Holland en in de mond van het Haringvliet - dit laatste afhankelijk van het spuipro- gramma met de Haringvlietsluizen -, en verder door de Rijn- en de Maasafvoer, die door stuwprogramma's worden geregeld. Veran deringen in deze getijbeweging kunnen worden bewerkstelligd door wijzigingen in de figuratie van het benedenrivierengebied die men aanbrengt ter verbetering van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 13