13
groter dan op 5 maart. Niettemin waren de 14
maximale stroomsnelheden boven de dam op
5 maart tijdens eb en vioed respectievelijk
60 en 125% groter dan aan de boven
stroomse zijde van de dam.
Toen 89 tot 99% van het Rak van Scheel
hoek was geblokkeerd, werd in de sluisope-
ningen een stroommeting uitgevoerd. Er wer
den felle stromen geregistreerd. Op 23 maart
en 3 april bedroeg het gemiddelde van de
maximale gemiddelde stroomsnelheden in
de sluisopeningen 290 cm/sec. Op 26 maart
en 9 april bedroeg deze snelheid bij vloed
gemiddeld 355 cm/sec. De spreiding in
grootte van de maximale gemiddelde stroom
snelheid in de verschillende sluisopeningen
was maar klein. 200 m benedenstrooms van
de as van de sluizen waren de genoemde
snelheden al met ongeveer 55% terug
gelopen.
Uit de gemeten stroomsnelheden en het te
gelijkertijd geregistreerde verschil in water
stand tussen de peilschalen C en E (fig. 4)
kon de gemiddelde afvoercoëfficiënt van de
sluisopeningen worden bepaald op 1,00 bij
vloed en 1,15 bij eb.
Op 25 mei werd nog een drijvermeting ver
richt in het Rak van Scheelhoek. Er was een
bovenafvoer van 4750 m3/sec en bij eb aan
de zeezijde van de dam een getijverschil van
188 cm. In de zuidelijke helft van het vak
tussen middenpijler en zuidpijler van de ka
belbaan werden, op 250 m uit de as van de
dam, drijvers uitgeworpen. Tijdens maximale
stroom bogen ze allemaal zuidelijk af, hun
snelheid nam toe van 87 tot 173 cm/sec en
ze verdwenen zeewaarts door de meest
noordoostelijke sluisopening, inmiddels met
snelheden van ongeveer 220 cm/sec.
jfh- dti ifli til .TCi rfli jfl* ift ~nS Tfr" 71) ifa if5 jffc" ~JEZZ1fir fllr
<00-
4 9 opr
v
1970
1970
1
O
-4-
_1
1
1
I
I
27 februari 1970
16 opril 1970
-
nra
-r.T
---
.00-
y
130