De sluiting van het Haringvliet kwam in hydraulisch opzicht pas volledig tot stand toen de aanvankelijk poreuze blokkendam Qg gfcjjchtinCJ Van eStl door het Rak van Scheelhoek was afgedicht. Deze afdichting werd tevens opgevat als een DlOkkGndam proefopstelling op ware grootte, waaruit lering kon worden getrokken voor de afdichting van de sluitdam in het Brouwershavensche Gat in 1971. Elke afsluiting van een stroomgeul in het Deltagebied heeft tot nu toe onder meer gediend als leerzaam voorbeeld voor een daarna volgende grotere of meer problema tische sluiting. Dit is een van de redenen dat de afsluitingen in een zeer bepaalde volgorde worden voltrokken. Een van de geulen van de Grevelingen werd dichtgegooid met behulp van een kabelbaan, om ervaringen op te doen met dit instrument bij een geleidelijke sluiting. Het verbeterde instrument van de Grevelingen werd opnieuw gebruikt voor het sluiten van het gat in het Rak van Scheelhoek. Bij deze nieuwe afsluiting werden voor het eerst de betonblokken van 2,5 ton beproefd waarmee ook de zuidelijke geul van het Brouwers havensche Gat geleidelijk zal worden gedicht. Nu wil men met de afdichting van de blok kendam ook een proef nemen waaraan nadere gegevens moeten worden ontleend ten aan zien van de afdichtingsmethodiek die straks in het Brouwershavensche Gat de meeste kans van slagen zal hebben. De ervaringen daar zullen dan weer leiden tot een nadere bepaling van de sluitmethodieken bij de grootste Delta-afsluiting, die van de Ooster- schelde. De zuidelijke stroomgeul in het Brouwers havensche Gat is het eerste geval waarin een geleidelijke sluiting duidelijke technische voordelen heeft boven een caissonsluiting. De stabiliteit van de Schouwense oever heeft zo geringe reserves dat hier bij een caisson plaatsing ongewenste nevenverschijnselen zouden kunnen optreden. Overigens zijn de stroomomstandigheden hier in het algemeen veel ongunstiger dan in het Haringvliet. Over de blokkendam in het Rak van Scheelhoek stond een verval van ongeveer 50 cm; in het Brouwershavensche Gat zal een verval over de dam te verwachten zijn in de orde van 1,5 m. Dit heeft om te beginnen consequen ties voor het te vormen dwarsprofiel van de beteugelingsdam. Kon men in het Rak van Scheelhoek toe met één enkele kruin ter hoogte van N.A.P. 3 m, in het Brouwers havensche Gat zal een dubbele kruin nood zakelijk zijn, waarvan de zeewaartse ook op N.A.P. 3 m gebracht zal moeten worden, terwijl de landwaartse iets lager gemaakt kat worden. Het grotere verval heeft voorts conse quenties voor de afdichtingsproblematiek: h ;t spreekt vanzelf dat de afdichtingsconstructk aanzienlijk stroombestendiger zal moeten zip. Dat voor de geleidelijke sluiting van de zuid;- lijke stroomgeul van het Brouwershavenschr Gat betonblokken zouden worden gebruikt, heeft evenwel niet vanaf het allereerste begn vastgestaan. In 1966 werd er nog op ge rekend dat 75% van het stortmateriaal zou kunnen bestaan uit stortsteen 10/300 kg, 10% uit stortsteen 300/1000 kg, en een nog zwaardere sortering voor het laatste gedeelts. Bij het gebruik van deze materialen zouden geen overwegende moeilijkheden optreden met de afdichting van de dam. In een later stadium van het onderzoek naar de stabiliteit van de beteugelingsdam bleek evenwel dat voor de bovenste lagen van die dam elemen ten nodig zouden zijn van enkele tonnen gewicht per stuk, om de gecombineerde aar- val van stroom en golf te kunnen weerstaan. Uitvoerings-technische en economische ove - wegingen leidden tot de beslissing beton- kubussen te gebruiken met een stukgewicht van 2,5 ton, niet alleen voor de laatste fase van de opbouw, maar voor de gehele be teugelingsdam. Tengevolge van de grote 140

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 30