vliet een sluiting met uitsluitend zand op de grens ligt van het technisch haalbare. Het gedurende een groot deel van het getij over de dam in het Rak van Scheelhoek staande verval zou in de poriën tussen de blokken zulke grote snelheden veroorzaken, dat al het zand door de dam zou worden heengezogen, en op enige afstand ervan neerslaan. Voor en achter de dam zou men op die manier zand- ruggen formeren die van de beteugelingsdam werden gescheiden door een sloot. Rondom de kentering zou het zeker mogelijk zijn die sloot dicht te spuiten, maar bij het maximale verval zou het zand daarin toch weer be ginnen weg te spoelen. Het leek evenwel waarschijnlijk dat men de capaciteit waarmee dit verlies te boven kon worden gekomen, wel zou kunnen realiseren. Daarmee zou dan voor het Haringvliet een antwoord gevonden zijn op de moeilijkheden, echter volgens een methode die geen enkel vooruitzicht bood voor sluitingen onder groter verval, zoals in het Brouwershavensche Gat en de Ooster- schelde. Het verdere onderzoek werd er bijgevolg op gericht met andere middelen dan zand alleen te geraken tot een afdichting van de beteuge lingsdam. Men kan zich in het algemeen gesproken drie soorten oplossingen van het probleem indenken. Allereerst kan men trachten de beteugelingsdam zelf af te dichten. Dan zou getracht kunnen worden hetzij aan de zee-, hetzij aan de rivierzijde van de blokkendam een andere dam of dammen op te bouwen, die gemakkelijker kunnen worden gereali seerd omdat de eerste dam het debiet al belangrijk heeft verkleind. Tenslotte zou men zich, bij combinatie van deze twee mogelijl- heden, kunnen voorstellen dat naast de oo - spronkelijke dam twee stroombeperkende dammen worden uitgebouwd, terwijl de ooi- spronkelijke dam, nu in een betrekkelijk ru; tig gebied, kan worden volgespoten met zand. Er is een vrij groot aantal proeven gedaan om te onderzoeken welke mogelijkheden e waren om de blokkendam zelf af te dichten Zo werd onderzocht wat het gevolg zou zijr van opvulling van de openingen tussen de betonblokken en met stortsteen 30/100 kg. Toen een dam die was samengesteld uit 80 '/o betonblokken en 20% steen werd blootgestrld aan de gecombineerde druk van verval en golf, bleek dat zo n dam aanzienlijk minder stabiliteit bezit dan een dam van betonblok ken alleen: de stortsteen werkt tussen de blokken als kogellagers waardoor de inwen dige hoek van wrijving wordt gereduceerd. Bij een volgende proef is een laag stortsteen aan de binnenzijde van de dam aangebracht. De natuurlijke helling van een stortsteenlaa is flauwer dan die van een betonblokkendan, zodat de laagdikte van de steen op N.A.P. 4 m bedroeg, maar op N.A.P. - 10 m niet minder dan 9 m. Op deze dam werd de uit werking beproefd van een zomerstorm waa - van statistisch is vastgesteld dat hij in het Brouwershavensche Gat per zomerhalfjaar een kans van voorkomen heeft van 1 op 10(. Een verval werd aangenomen van 3 m, en een golf met een hoogte van 1,20 m en een periode van 7 sec. De laag stortsteen werd boven N.A.P. - 2 m van de blokkendam afgedrukt. Er is toen niet verder onderzocht hoe dik de steenlaag zou moeten zijn om W3l stabiel te blijven onder de genoemde storm 142

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 32