een eind is gevorderd, komt er namelijk het volledige verval over te staan dat aanvankelijk stond over de beteugelingsdam. Volgens deze werkwijze zou men dus in hetzelfde zeegat achtereenvolgens een geleidelijke en een plotselinge sluiting tot stand brengen. Nu is een gevolg van deze dubbele sluiting dat voor de kop van de tweede sluitkade de stroomsnelheden toenemen naar mate hij verder wordt uitgebouwd. De blokkendam blijft immers over de volle lengte water af voeren, en dat moet rond de kop van de tweede sluitkade worden aangevoerd. Inmid dels neemt echter het verval over dat deel van de blokkendam dat achter de tweede sluitkade ligt, af. In het Haringvliet bijvoor beeld zou het verval op 150 m achter de kop van de tweede kade al met de helft zijn afge nomen. Bij dit verval zou men de beteuge lingsdam voorzover die ligt binnen de stroom- luwte van de tweede sluitkade, met zand kunnen volspuiten. En daarmee wordt dan weer bereikt dat over een grote lengte de stroomsnelheden voor de kop van de tweede kade beperkt blijven. De kosten van een tweede sluitkade en de lange uitvoeringstijd die ermee gemoeid is, hebben tenslotte geleid tot de keuze van een oplossing waarbij de dam aan de rivier- of bekkenzijde zanddicht wordt gemaakt. Er wordt hiervoor thans een constructie onder zocht, die bestaat uit een onderbouw van grind tot N.A.P. -2 a - 3 m, met daarbovenop een kap van warm zandasfalt met een bitumengehalte van 4%. Deze asfaltkap vormt het kwetsbare deel van de constructie. Bij de verwerkingstemperatuur van het materiaal, die ligt tussen de 100 en 150° C, is de stroom- weerstand ervan betrekkelijk gering. Daar er in verband met de korte kenteringstijd vrijwel altijd stroom loopt door de blokkendam, is allereerst nagegaan tot welke stroomsnel heden en dus ook tot welke vervallen over de blokkendam met dit materiaal kan worden gewerkt. Er werden proeven uitgevoerd in de stroomgoot te Lith. Bij de daar gevolgde werkwijze kon worden doorgegaan tot een verval van ongeveer een halve meter. Bij grotere vervallen spoelde het materiaal weg. Was het evenwel afgekoeld, dan kon het ver vallen weerstaan van meer dan 2 m. Ook het grensvlak tussen grind en zandasfalt bleek voldoende stabiel. De geringe breedte van de goot beperkte de waarde van de proefnemingen. Met name de methode van aanbrengen van het zandasfalt kon hier niet voldoende worden gevarieerd. Uit ervaringen elders was al gebleken dat de beste resultaten worden bereikt wanneer het materiaal wordt aangebracht volgens de lava stroommethode. Er wordt dan een bult van het materiaal opgestort tot boven water. He t afgekoelde oppervlak, dat al een grote stroombestendigheid bezit, wordt daarna steeds vooruitgeperst, doordat de bult via een pijp van binnen met zandasfalt wordt gevuld. Deze werkwijze kon in de twee meier brede goot van Lith niet worden beproefd. In Lith konden ook geen driedimensionale verschijnselen worden onderzocht, zoals de j vraag hoe het warme zandasfalt zich zou houden wanneer het werd vooruitgebouwd op de kop van een afgedicht gedeelte. Voordal de mogelijkheid tot toepassing van dit mate riaal in het Brouwershavensche Gat kon wor den bepaald, moest men weten of het mate riaal onder die omstandigheden voldoende stabiel zou zijn, en zo niet, bij welke stroom snelheden het dan zou worden opgeruimd; daaruit zou de vereiste snelheid van aan brengen kunnen worden afgeleid, hetgeen noodzakelijk is voor de bepaling van de te realiseren verwerkingscapaciteit. Om antwoord op deze vraag te krijgen weri besloten tot een proefneming op ware groette in het Rak van Scheelhoek. Daartoe moest over de blokkendam aldaar een groter verval worden ingesteld dan de natuurlijke halve meter. Door de uitwateringssluizen in het Haringvliet gedurende kortere of langere tijd te sluiten, zou men de vervallen kunnen vei- groten tot 1 a 1| m. Om de nadelige gevolgen van zo'n experi mentele sluiting voor de landbouw, de scheepvaart en de recreatie tot een mini mum te beperken, werd besloten de be doelde proefneming te realiseren in een minimaal experimenteerprogramma, waartoa de sluizen twee maai gedurende één getij, en dan nog wel 's nachts, zouden moeten worden gesloten. In verband met de bouw vakvakantie werden de nachten van 11 op 12 en van 18 op 19 juli voor het experiment uitgekozen. Over de resultaten van de proeven zal in een volgende aflevering van deze Berichten het een en ander worden meegedeeld. 144

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 34