Teenconstructie van de Haring- vlietdam aan de zeezijde golfhoogte van 2,5 m, komt men met behulp van bedoelde formule uit op een minimaal stukgewicht van de steen van 725 kg. De uitkomsten van de formule worden voor flauwe hellingen iets minder exact geacht; reden waarom het gewicht per steen arbi trair verhoogd werd tot 1200 kg. Bij een wa terstand gelijk aan N.A.P. behoort in het Ha ringvliet een golfhoogte van 1,50 m; de for mule leidt dan tot een steengewicht van 300 kg. Naar beneden toe wordt de golfinvloed minder. Daarom kan op zekere diepte bene den de waterlijn volstaan worden met een geringere steenzwaarte. Bij het ontwerp in het Haringvliet is met deze reductie rekening gehouden, wat leidde tot de keuze van een aantal steengraderingen, die mede bepaald werden door de gangbare soorten uit de groeve. Beneden N.A.P. - 2 m kan worden voistaan met een steengradatie van 60-300 kg per stuk, van N.A.P. - 2 m tot N.A.P. met een steengradatie van 300-1000 kg per stuk, ter wijl boven N.A.P. de zwaarste gradatie, 1000- 2000 kg per stuk, moet worden toegepast. De minimale dikte van een laag van deze stenen wordt afgeleid uit hun gradatie: men neemt daartoe een steen van gemiddelde zwaarte uit de gradatie, en berekent de mid dellijn ervan alsof het een bol was. Ervaring met de uitvoering leidt tot de vuistregel dat de laagdikte 1,5 maal zo groot moet worden genomen als deze theoretische middellijn. Bij steen 60-300 kg moet een laagdikte wor den aangehouden van 80 cm, steen 300-1000 kg moet worden aangebracht in een laag van 1,20 m, terwijl een minimale laagdikte van 1,50 m nodig is van steen 1000-2000 kg. Voor de uitvoering is het evenwel moeilijk, en moeilijker naarmate de steen zwaarder is, om de laagdikte exact te bepalen. In de tekening van het dwarsprofiel is daarom tevens het vereiste aantal kg per m2 vermeld. De onderste laag van de filterconstructie be staat van de bodem tot N.A.P. - 1 m uit een kraagstuk dat is opgebouwd uit twee lagen rijshout en één laag riet; daarboven wordt de onderste filterlaag voortgezet door een kunst- stofmat, met azobé-vlechting ter voorkoming van mechanische beschadigingen. De verdere bekleding van de glooiing, van N.A.P. 5,60 m tot N.A.P. 14 m bestaat uit asfaltbeton, waarvan de dikte over de 15 m brede berm verloopt van 50 tot 35 cm. Op het daarboven gelegen beloop neemt de dikte van de bekleding verder af: tot N.A.P. 10 m bedraagt ze 20 cm, daarboven 15 cm. Op N.A.P. 14 m komt opnieuw een 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 36