i end met f 0,4 reeds een langzaam afne- r ende, verschuiving zien, terwijl bij zijde- li gse belastingen wisselend tussen f 0,4 en f 0,53 nieuwe verschuivingen optraden v n 5 tot 20 cm, waarbij de plaat niet meer iemaal tot rust kwam; de bovengrens van h t evenwicht lag ongeveer bij f 0,5. Bij e n wisselende belasting tussen f 0,25 en f 0,75 gleed de plaat snel weg, en bleek I ,t evenwicht reddeloos verloren. 5. Een geribde plaat op een vol en zat c penetreerd steenbed gaf het volgende te z en: b' een statische zijdelingse belasting van 0,5, trad nog een geringe doorgaande v rschuiving op. Varieerde men de zijdeling- s belasting tussen f 0,25 en f 0,75, d n werd de doorgaande verschuiving iets g:oter; bij een zijdelingse belasting van f 1,0 was het evenwicht geheel verbroken, e gleed de plaat snel weg. Bij de beproeving van een vlakke plaat op e n gedeeltelijk gepenetreerd steenbed, waar- v n de holle ruimte voor 40 a 80 was ge- v d met asfalt, verschilden de resultaten v nig met wat bereikt werd bij wisselende b lasting tussen f 0,25 en f 0,75 op een v en zat gepenetreerd bed. Bij een ver- ti ale belasting van 30 ton per m2 trad tot t aemaal toe evenwichtsverlies op toen de s tische zijdelingse belasting van f 0,4 v rd vermeerderd met een wisselende belas te g tussen f 0,4 en f 0,5. Dit zou er 0 kunnen wijzen dat bij een zo grote belas- t g het voor de wrijving gunstige effect van holle ruimte verloren gaat. Het is overi- ns niet gelukt een duidelijke verhoging iar te nemen van de vloeistofspanning in 1 t asfalt. Ook de resultaten met een geribde plaat op n voor 80% gepenetreerd steenbed weken wisselende belasting tussen f 0,25 en 0,75 niet noemenswaard af van de ge dingen van zo'n zelfde plaat op een vol zat gepenetreerde ondergrond. gedeeltelijke penetratie is het niet gelukt h i asfalt enigszins gelijkmatig over de dikte v n het steenbed te verdelen. Het asfalt zakt c derin, al blijft meestal nog wel zoveel op c aanrakingspunten van de stenen hangen c de bovenlaag van het steenbed een h gere weerstand tegen stroom heeft dan e n niet gepenetreerd bed. een wisselende belasting beneden de aan- c geven grenzen treden de verschuivingen r t een geringe snelheid op. Omdat de ver- v druk van het getij zowel als van de golven reds van richting wisselt, lijkt het niet on mogelijk in voorkomende gevallen een aan vaardbare oplossing te verkrijgen door cais sons die men op een gepenetreerde drempel wil zetten over de volle lengte van doorgaan de ribben te voorzien. Wel is de wrijvings weerstand van een ongepenetreerde drempel groter dan van een gepenetreerde en is er ook een grotere reserve in aanwezig. Grotere stroombestendigheid van de drempel zou dus ook kunnen worden gezocht in de toepassing van zwaardere stortsteen. Voor de afsluiting van het Volkerak behoefde de bovenste laag van de drempel, bestaande uit steen 80-300 kg, slechts plaatselijk te worden gepene treerd. De caissonbodem was hier vlak en de benodigde wrijvingscoëfficiënt bedroeg 0,4, zodat deze oplossing aanvaardbaar was. Voor de afsluiting van de Kous is de nood zaak van een penetratie tot op heden niet gebleken. Bij alle caissonontwerpen is uit veiligheidsoverwegingen de ondergrens van de wrijving als bezwijktoestand aangenomen, zodat op grond van de proeven nog een vrij ruime reserve aanwezig zou moeten zijn. Bij een thans lopend systematisch modelonder zoek op veel kleinere schaal zijn voorlopig kleinere wrijvingsweerstanden gemeten, wat zou betekenen dat een deel van de berekende reserve in feite niet aanwezig is. Nergens wordt echter de veiligheidsmarge overschre den. Omdat met schaalproeven het complexe wrijvingsverschijnsel moeilijk reproduceerbaar is, is het echter moeilijk van deze proeven het definitieve antwoord te verwachten. Naast de boven beschreven zettings- en wrij- vingsproeven zijn voor de caissonontwerpen nieuwe en meer nauwkeurige berekenings wijzen ontwikkeld en zijn constructievereen voudigingen toegepast. Bovengenoemde on derzoekingen hebben ongeveer 1,5% gekost van de totale bouwsom van de caissons voor het Volkerak en de Kous tezamen. Die bouw som bedraagt rond 50 miljoen gulden. Het is zeker dat hij zonder de resultaten van dit onderzoek enkele tientallen miljoenen gulden hoger zou zijn geweest. 155

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 45