v <rnaamste doelstellingen nagestreefd een
vi ger situatie met het oog op stormvloeden
e een betere bescherming tegen zoutpene-
tr e vanuit zee. De gedachten begonnen uit
te aan naar een verkorting van de totale
Ie ite der zeeweringen en rivierdijken door
s; envoeging van eilanden.
E eerste benadering volgens deze nieuwe
li: wordt gevonden in het zogenaamde Vier-
e: ndenplan van 1938, dat de samenvoeging
b ogde van de eilanden Rozenburg, Voorne-
P en, de Hoekse Waard en IJsselmonde.
D dijklengte zou daardoor met ca. 170 km
w den bekort, terwijl de verzilting door be-
p <ing van het getijvolume van het betrokken
g -ed zou worden tegengegaan. In het kader
v. dit plan pasten ook de afdamming van de
B else Maas en van de Botlek, achter
w ke afdamming dan een zoetwaterbekken
z worden gevormd ten bate van de land-
b w op Rozenburg en Voorne-Putten. Dit
c ierdeel van het plan is uitgevoerd, en wel
i 950 en 1951. Bij de uitvoering en met
ie bij de afsluiting van de mond van de
1 Ise Maas kon met vrucht gebruik wor-
gemaakt van de ervaringen die waren
c edaan bij de droogmaking van Walcheren.
en het Viereilandenplan rees overigens
I bezwaar dat de haven van Dordrecht
:er twee sluizen zou komen te liggen. Op
Viereilandenplan zijn derhalve enige
v inten bedacht, waarvan hier slechts het
ilandenplan genoemd wordt. Daarin werd
i ;iland van Dordrecht opgenomen in de
c ;p eilanden die een gezamenlijke ver
ging zouden voeren tegen het water. Nog
echter zouden de bestaande rivierdijken
d iisch moeten worden verhoogd, en dat
in veel gevallen, met name in de om
geving van Dordrecht, niet uitvoerbaar. Daar
om werd in een volgende opzet, en nu was
inmiddels de Tweede Wereldoorlog al voorbij,
getracht langs andere weg collectieve veilig
heid te verkrijgen. Men overwoog met behulp
van vier beweegbare stormvloedkeringen, en
wel in de benedenmond van de Lek, de Kil
en de Noord en in de bovenmond van de
Benedenmerwede, stormvloeden het binnen
dringen in het benedenrivierengebied te be
letten, zodat de dijken zonder verhoging toch
afdoende veiligheid zouden geven. Daarna
werd een plan ontworpen dat voornamelijk
gebaseerd was op de bouw van een storm
vloedkering bij Klundert in het Hollands Diep.
Voortgezette bestudering van de mogelijk
heden die zulk een stuw bood, leidde tot ver
plaatsing ervan - alles nog steeds alleen op
papier - naar Tiengemeten, en nog verdere
studie deed de stuw zelfs verhuizen naar de
omgeving van Hellevoetsluis. Men ziet, het
Deltaplan is in opmars. Sinds 1951 komt ook
de scheiding van het Haringvliet en het
Volkerak in de plannen voor. De waterloop
kundige studies in verband met deze plannen
waren in 1952 al in een zo vergevorderd
stadium, dat men zeggen kan: het noordelijk
gedeelte van het Deltaplan is door de cata
strofe van 1953 in zijn hoofdtrekken niet eens
beïnvloed.
In het Waterloopkundig Laboratorium te Delft
stond een hydraulisch model van het be
nedenrivierengebied, terwijl een elektrisch
analogon van beperkte omvang ook reeds
was gebouwd. Aldus stond een vergevorderde
studie en een arsenaal van wetenschappe
lijke hulpstukken de Deltacommissie ter be
schikking toen haar gevraagd werd op korte
termijn aanbevelingen te doen voor de con
structie van een beveiligingssysteem tegen
hoge stormvloeden voor het gehele Delta
gebied en in het bijzonder voor het ingewik
kelde noordelijke Deltabekken. Slechts door
de grondige ervaring, kennis en inzicht die in
de loop der tijden en vooral in de laatste
decennia in de werking van dit complexe
systeem van getijgeulen en riviertakken was
verkregen, werd het mogelijk, op tamelijk
korte termijn een ontwerp voor de afsluiting
van dit gebied te maken. In dat ontwerp werd
een kardinale plaats ingeruimd voor een grote
uitwateringssluis als reguleringswerk, waar
mede men de getijbeweging in dit gebied
door een zorgvuldig berekend spuiprogramma
voldoende in de hand zou kunnen krijgen,
daarbij zoveel mogelijk met de waterstaat
kundige belangen van het gebied rekening
houdende.
177