De gevolgen van de aft uiting van het Haringvliet vo r het mondingsgebied en le aansluitende kust Doo de afsluiting van het Haringvliet en door de i mipulaties met de uitwateringssluizen daa a wordt niet alleen het regime van het noo elijk deltabekken in hoge mate kunst- mat - dat wil zeggen door mensenhand - beïr oed, ook het mondingsgebied zeewaarts van e dam zal er de sterke uitwerking van ond gaan. Het getij had hier vroeger met zijn aaiervormig patroon van in- en uit trek nde stromen vrij spel; het getijregime was hoofdzaak onderworpen aan de vol gen ;en vrij regelmatig, cyclisch systeem verf ende astronomische krachten; meteo- rolo sche invloeden, grillig van aard, gaven er e afwisselend karakter aan, zonder het pat' >n in hoofdlijnen evenwel ingrijpend aan te t. en. Door de afsluiting verandert de invl d van het getij op het mondingsgebied. Op e, vóór de monding, blijft het oude kara er van het getij nog wel behouden, doch in h mondingsgebied komt het nu sterk ond de invloed van nieuwe factoren. De get romen naar en van het binnengebied wo n immers door de afsluitende dam ge- blo! eerd, zodat de snelheden belangrijk af- ne: bovendien laten de uitwaterings- slu n op onregelmatige tijden een spui- stn m door. Het regime van deze spuistroom wo in hoofdzaak bepaald door de afvoeren de vieren, vooral van de Rijn. Ook voorheen be Ide het feit dat het Haringvliet Rijn- en M. water naar zee afvoerde, mede het beeld va iet waterloopkundige regime van zijn mcv ng en waren er verschillen tussen tijden m< ote rivierafvoeren en tijden waarin sir s weinig opperwater door het Haring- vl; ijn weg naar zee vond. Nu wordt dit eff echter veel geprononceerder, mede on, de sluizen slechts bij eb opengaan en de vloedstroom nooit meer de gelegenheid krijgt naar binnen te trekken. Er zullen tijden zijn - soms enkele maanden achtereen - dat in het geheel geen rivierwater door de sluis wordt geloosd, andere tijden daarentegen, waarin juist zeer veel rivierwater moet worden gespuid. Het hydraulische regime van de mond van het Haringvliet wordt daardoor onregelmatiger dan voorheen en volgt veel geprononceerder de schommelingen van de Rijnafvoer. De uitersten: geen spuistroom bij gesloten sluizen en een aanzienlijke rivier- afvoer bij geheel geopende sluizen liggen veel verder uiteen dan toen het zeegat nog open was. Er wordt als het ware een schok effect geïntroduceerd. De hydrografische situatie zal zich aan deze nieuwe toestand aanpassen, doch hoe dit precies zal gaan is nog niet geheel zeker; de uiterste situaties zullen ook wat dit betreft verder uiteen kunnen liggen. In een periode waarin veel gespuid wordt kan de uitschuring verwacht worden van een doorgaande geul naar zee, maar in een periode waarin de slui zen gesloten zijn, zal die geul weer gedeeltelijk dichtslibben. Deze onregelmatigheid zal zowel de scheepvaart als ook het biologisch milieu beïnvloeden. Mogelijk zullen dan ook in de toekomst bepaalde regulerende maatregelen of werken nodig blijken te zijn. In de eerste tijd na het in gebruik nemen van de Haring- vlietsluizen zullen regelmatig uitgevoerde waarnemingen en uitgebreide studies de ge gevens moeten leveren om te kunnen bepalen of er wellicht, en zo ja welke extra aanpas singsmaatregelen nodig zullen zijn. Daarbij moet ook de invloed op de aan grenzende kustvakken worden bestudeerd en moet aandacht geschonken worden aan de samenhang die er bestaat tussen de afsluiting van het Haringvliet en de zeer nabij gelegen Europoortwerken en met name de nieuwe havenmond. De afsluitingswerken van het Brouwershavense Gat en de Oosterschelde zullen de situatie in de mond van het Haring vliet vermoedelijk slechts in geringe mate be- invloeden. Intussen blijkt dat in de laatste jaren, dus al vóór de afsluiting, in het mon dingsgebied tamelijk belangrijke veranderin gen zijn opgetreden waardoor sommige prognoses enigszins veranderd moesten wor den. Met name moet een meer zeewaartse ligging van de Hinderplaat worden verwacht dan nog in 1968 werd aangenomen. Natuurlijke ontwikkelingen vóór de afsluiting van het Haringvliet Sinds 1957 heeft het punt waar het Rak van 203

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 37