hyc ulische weerstand langs de bodem, die het constant is hetzij afhankelijk van de wa diepte, In verband met de capaciteit van de jbruikte rekenmachine kunnen in een ber ening maximaal 3000 vierkantjes voor- ko1 n. De voor ons onderwerp relevante get erekeningen zijn daarom in twee fasen uitc voerd. Begonnen is met een 1600 m- vie anten-net in het zogenaamde Rand Delta mo I, kortweg RD-model genoemd. De zee- gre :en van dit model zijn zodanig dat de inv ad van de afsluitingswerken in het Delta- get d daar verwaarloosd mag worden. Me jehulp van deze RD-berekeningen zijn ver Igens de waterstanden en snelheden bep aid langs de rand van het een kleiner get d bestrijkende Haringvlietmodel (Ha- mo 3l), dat een 400 meter-vierkanten-net bez In het Ha-model is het dan mogelijk om meer gedetailleerd de invloed na te gaan van de veranderingen die zich in de mond van het Haringvliet voordoen. Voor elke toestand worden dus twee berekeningen uitgevoerd, een RD- en een Ha-berekening. Het blijkt, dat na de afsluiting van het Haringvliet het binnen- gebied voornamelijk een kombergings-gebied wordt. De snelheden dalen hier zo zeer dat er geen zandtransport door stroom meer plaats vindt. Het tijdens vloed van buiten aan gevoerde sediment slaat grotendeels neer. Dit sediment zal nabij de Haringvlietsluizen voornamelijk uit slib bestaan, dat zich het eerst in de diepere delen van de geulen zal afzetten. Ook in het kustgebied nemen de snelheden af, zodat zowel in het Slijkgat als in het Rak van Scheelhoek en het Gat van de Hawk aan- zanding zal optreden. In het gehele mondings-

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1970 | | pagina 43