g: in die te verwachten is. Dit deel van het
m ju-onderzoek zal zich vooral moeten con
es treren op het kustgebied. Maar ook de
b endijkse oeverlanden zullen in het onder-
zc moeten worden betrokken. Het reeds
lo nde onderzoek dient dus zodanig te wor-
df aangepast en uitgebreid dat de nodige
g' ;vens voor milieubestudering in brede zin
e< kunnen worden afgeleid; nieuwe meet-
se 3S en meetmethoden zullen moeten wor-
d. ingepast in het bestaande programma.
H water
D jeschiedenis van onze bemoeiing met het
w r verloopt hiermee enigszins parallel.
A. vankelijk was de belangstelling voor het
w ;r vooral gericht op de afweer: de be-
ve ging tegen hoge waterstanden en de strijd
te n stroom- en golfaanval op onze kusten
e lijken overheerste lange tijd het beeld.
O was men zich reeds vroeg bewust van de
b eiging die het zoute zeewater voor onze
w >rhuishouding betekende. Naarmate de
t< niek vorderde namen echter ook de
n .elijkheden voor gebruik van het water bij
d ictiviteiten van de mens toe, en begon de
b hikbaarheid van zoet water allengs een
grotere rol in onze waterhuishouding te
s len.
t snel toenemende beroep dat nu op veler-
'ijze op het water werd gedaan ten be
lt e van verschillende belangen, zoals
t' -epvaart, landbouw, drinkwatervoorziening
e idustrie, heeft er evenwel toe geleid dat
o rens van het mogelijke in dit opzicht in
c tijd is benaderd en soms zelfs al is
o chreden, mede en vooral ook door het
f lat onze waterlopen zeer zwaar zijn belast
allerlei afvalstoffen. Onder de bemoei
ingen met het water is thans dan ook naast
de strijd ertegen de strijd ervóór gekomen,
namelijk voor de beschikbaarheid van vol
doende water van aanvaardbare kwaliteit. Het
water is geworden tot een belangrijke, vaak
dominerende milieufactor. Zeker geldt deze
accentverschuiving in het Deltagebied, waar
het milieu drastisch wordt gewijzigd door de
belangrijke waterstaatkundige ingrepen die er
plaatsvinden, zozeer, dat er zelfs klimatolo
gische gevolgen van zijn te verwachten. In het
hydrologisch onderzoek heeft zich dan ook
een verandering voorgedaan, gekenmerkt
door toenemende gerichtheid op de factoren
die bepalend zijn voor de kwaliteit van het
milieu. Was het onderzoek aanvankelijk in
hoofdzaak gericht op de bedreiging van het
stromend water voor zijn omgeving en op de
mechanische verschijnselen van erosie en
sedimentatie, thans zijn in toenemende mate
de samenstelling en de kwaliteit van het water
zelf onderwerp van onderzoek geworden.
Kort na het tot stand komen van de door
graving bij Hoek van Holland in 1869 werden
de eerste grootscheepse onderzoekingen ver
richt naar de zoutverdeling in het mondings-
gebied van de Nieuwe Waterweg. Dit onder
zoek werd intensiever naarmate de verziltende
invloed van de zee zich uitbreidde. Door de
zoutpenetratie kwam de regelmatige onttrek
king van rivierwater aan de noordelijke Delta
wateren ten behoeve van de tuinbouw en de
drinkwatervoorziening meer en meer in ge
vaar.
Tijdens en vooral na de Tweede Wereld
oorlog werd het waterstaatsonderzoek ook
gericht op andere aspecten van de water
kwaliteit, zoals het gehalte aan organische
stoffen, het fosfaat-, nitraat-en zuurstofgehalte
alsmede de gehalten aan zware metalen en
organische gifstoffen. Het onderzoek naar de
hoedanigheid van de oppervlaktewateren in
Nederland en naar de wijze waarop deze
wateren kunnen worden beschermd tegen ver
ontreiniging, werd opgedragen aan het overi
gens reeds in 1920 opgerichte Rijksinstituut
voor Zuivering van Afvalwater.
Als een mijlpaal moet in dit verband voorts
de totstandkoming worden beschouwd van de
Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren, die
op 1 december 1970 in werking is getreden.
Na de afsluiting van de zeearmen in het zuid
westen des lands zal het zoute water in de
estuaria worden verdrongen door zoet water.
De gevolgen van deze omwenteling worden
reeds geruime tijd in hydrologisch en bio
logisch opzicht onderzocht. Daarbij stelt men
zich niet alleen ten doel het water zo zoet
mogelijk te maken, maar ook zo schoon
225