moe i de caissons worden geplaatst in een peri e met niet te veel kans op slecht weer. Daa j komt dat de opbouw van de kabel- baa: de bodembescherming en de drempel in c' Kous en ook de doorlaatstations niet vóói naart gereedkomen. Als perioden voor de pla; ng van de caissons komen dan in aan- mer ig de maanden maart, april en mei. De wei aarheid in maart is gemiddeld over een gro aantal jaren duidelijk ongunstiger dan in d andere twee genoemde maanden. Werk- ba eidsverschil tussen april en mei is nau we1 s aanwijsbaar. Voor de plaatsing van de ca ons is daarom de maand april gekozen. Vo< dat een caisson afgezonken kan worden mo hij op de juiste plaats gelegd worden. Bo ndien moeten na het afzinken de drijf- sch ten verwijderd en de schuiven geheven wo; n. Deze handelingen moeten plaats vinden bij zo gering mogelijke stroomsnel- heden, teneinde de nadelen en de risico's die aan de gehele operatie verbonden zijn tot een minimum te beperken. De krachten die de stroom op de caissons uitoefent zijn name lijk evenredig met het kwadraat van de stroom snelheid. Bij lage stroomsnelheden kunnen de sleepboten de caissons bij het indraaien veel beter onder controle en tijdens het afzinken op de juiste plaats houden. Daarom verricht men al deze handelingen omstreeks de kente ring. Er zijn twee redenen waarom men de caissons in de Kous bij voorkeur tot zinken brengt op de laagwaterkentering: bij hoog water moet een caisson 2,50 m dieper zinken, hetgeen een toename van de zinktijd tot ge volg heeft; maar vooral: in het Brouwers- havense Gat is de periode met betrekkelijk lage snelheden omstreeks de laagwaterkente- 255

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 41