temps Beaupré. In verhouding tot het reeds bedijkte land mag de aanwinst in de laatste twee eeuwen gering zijn geweest, in ver gelijking met hetgeen in het begin der 19e eeuw nog aan oeverlanden aanwezig was, is het verschil tussen 1817 en 1970 opvallend: nagenoeg de helft van de oeverlanden ging in die tijd door nieuwe bedijkingen verloren. Het is interessant de gevolgen van het Delta plan ook eens in dit licht te bezien. Dan blijkt dat van de bestaande oeverlanden en stran den door dit plan nauwelijks iets verloren gaat. Integendeel: binnen de dammen zal een groot gebied, in totaal 10 000 ha, permanent boven water komen te liggen, welk gebied dus eigenlijk aan het bestaande buitendijkse areaal wordt toegevoegd. Wel verandert het milieu van vele van deze gebieden. De getij beweging vervalt in het zuidelijk bekken ge heel, in het noordelijk bekken grotendeels, terwijl het watermilieu in het zuidelijk bekk n van zout naar zoet verandert. Buiten de De ta dammen valt ook een niet onaanzienlijke t< e- neming van stranden en oeverlanden te ve - wachten. Hoe de hydrografische situatie zi h daar precies zal ontwikkelen, is nog niet b' - kend. Zou er echter een figuratie ontstaan van de orde van grootte als speculatief is voorgesteld op de kaartjes in Bericht 43, d in zou met een aanwas buitendijks van rond 5 000 ha mogen worden gerekend. Vroeger beschouwde men de bedijking va oeverlanden en de omzetting ervan in cult ur- land zonder meer als winst. De buitendijks? gronden hadden immers voorheen in het c Dg van de mens op zich zelf niet veel waarde Zij waren slechts belangwekkend als potei - tieel cultuurland en veelal ook als buffer, els 6RENS VAN HET BESCHOUWDE GEBiF 220

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 6