lijk geschiedde dat in hoofdzaak door plaatse lijke peilingen, maar in 1879 bracht de provin cie Zeeland door een provinciale verordening eenheid in deze bewakingspeilingen. Later, in de jaren dertig van deze eeuw, werd door de studiediensten van de Rijkswaterstaat ook het gehele aangrenzende stroomgebied van de rivierarmen en zeegaten bij de metingen betrokken; in die tijd werden voor het eerst naast peilingen ook regelmatig stroom metingen en golfwaarnemingen verricht. In hoofdzaak ging het daarbij nog steeds om de bestudering van de hydrografische situatie en de veranderingen daarin; met name de wijzi ging van omvang en omtrek der oeverlanden en hun taluds. En voor zover ook de opbouw de aandacht kreeg, was dit met het oog op de standzekerheid, reden waarom veel aan dacht uitging naar de bestudering van het verschijnsel der oevervallen. In de laatste jaren is het belang van de oever landen in breder verband sterk naar voren gekomen; ze worden thans zoals we hier voor zagen - als een belangrijke uitbreiding van het natuurlijke landschapsareaal be schouwd. Aan dit areaal zullen van plaats tot plaats verschillende bestemmingen kunnen worden gegeven, waarbij zowel aan de be langen van allerlei vormen van recreatie als aan die van de natuurbescherming recht kan worden gedaan. De bestemmingsmogelijk heden zijn nauwelijks volledig uit te buiten zonder een goed inzicht in de landschappe lijke, biologische en bodemkundige proces sen die zich op de oeverlanden na hun droog vallen voordoen. De oeverlanden vertonen onderling namelijk grote verschillen in om vang, reliëf, aard van het bodemmateriaal, grondwaterstanden en de met al deze fac toren samenhangende natuurlijke vegetatie. Inzicht in deze factoren is ook vereist om des gewenst door gerichte maatregelen een be paalde landschapsontwikkeling te stimuleren. De onderlinge samenhang van al de boven genoemde processen en de daaruit resul terende eigenschappen van een bepaald ge- Recreatie aan het strand bij Katwijk 223

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 9