Verhoging en verzwaring v de zeedijk van de Margarethapolder B. De werken langs de Westerschelde en de kust van Zeeuwsch-Vlaanderen en Schouwen De Margarethapolder ligt aan de Wester schelde in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen op ongeveer 3 km ten oosten van Terneuzen. In 1870, bij het in werking treden van de Wet op de Calamiteuze Polders in Zeeland, werd de Margarethapolder calamiteus verklaard, evenals de twee iets meer oostelijk gelegen polders Kleine Huissens en Eendragt. De drie polders werden bij die gelegenheid samen gebracht in één waterschap, waaraan in 1924 nog de calamiteuze polders Ser Lippens en Nieuw Othene worden toegevoegd. De verhoging en verzwaring van de zeedijk van de Margarethapolder ingevolge de Delta wet komt op de urgentielijst voor de ver betering van de hoogwaterkeringen langs de Westerschelde voor onder de voorzieningen van het zogenaamde 'tweede tijkvak', 1964- 1968. De zeedijken van de Ser Lippens en Nieuw Othenepolder, die vielen in de cate gorie van de hoogste urgentie, zijn al eerder voorlopig verhoogd. De te verzwaren dijk van de Margarethapolder is ongeveer 2 km lang. De hoogte van de kruin ligt thans op N.A.P. 6,00 tot 6,40 m; de breedte ervan is vrijwel overal 1,50 m. De helling van het beloop aan de zeezijde is begrepen tussen 1 3 en 1 4. Het beloop wordt op een hoogte van 3,00 of 3,50 m onderbroken door een buitenberm van variërende breedte; op de meeste plaatsen bedraagt de breedte 5 m, maar in het vrijwel noord-zuid gerichte deel van de dijk dat het meest geëxposeerd ligt aan de golfaanval, is de breedte van de buitenberm hier en daar wel 9,5 m. Het talud aan de landzijde staat onder een helling van 1 2. De 5 tot 6 m brede binnenberm op N.A.P. 2,25 m is ge deeltelijk voorzien van een wegverharding. Het voorland bestaat voor een deel uit slik ken. Voor een gedeelte van de dijk zijn daarop strandhoofden uitgebouwd; op een ander deel, dat vrijwel oost-west verloopt, is in de vorige eeuw een aaneengesloten oever verdediging van zinkstukken en bestortingen aangebracht. De nieuwe dijk De verhoging en verzwaring van de zeedijk 264 wordt uitgevoerd aan de landzijde van bestaande dijk. Daarbij wordt in grote I het bestaande tracé gevolgd, zij het da terwille van een zekere stroomlijning hi daar van wordt afgeweken; ook worden twee plaatsen bochten verruimd. De ho van de kruin van de nieuwe dijk zal var van N.A.P. 10,25 tot 11,75 m, zulks af kelijk van de ligging van een dijkvak te zichte van de overheersende windrichti De breedte bedraagt overal 2,50 m. De lopen aan de buitenzijde worden aange onder een helling van 1 4. De buitenbi helt onder een hoek van 1 15 af naar I 5,70 m. Wat bij de oude dijk bijna de maximale breedte van de buitenberm was, wordt minimale breedte: 9 m. Het binnenbelo< krijgt een helling van 1 3. De binnenbe

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 50