Het Biologisch Station
'Weevers' Duin' te Oostvoorne
In het vorige nummer werd onder meer aan-
d; cht geschonken aan het milieu-onderzoek
in het Deltagebied, in het desbetreffende
aitikel is gewezen op de contacten die de
R jkswaterstaat daarbij onderhoudt met een
a ntal instituten, waarvan er aan het slot
tv ee met name werden genoemd, te weten
h t Biologisch Station 'Weevers' Duin' en het
C >lta Instituut voor Hydrobiologisch Onder-
z ek. Deze beide instituten worden in dit
n immer middels een korte bijdrage bij de
li zers geïntroduceerd.
Ir 1954 werd door de Koninklijke Nederlandse
A rademie van Wetenschappen het 'Instituut
v or Oecologisch Onderzoek' opgericht, met
a 3 taak het onderzoek naar de betrekkingen
ti ssen hetzij levensgemeenschappen hetzij
p ant- of diersoorten en hun omgeving. Het
Ir stituut kreeg twee vestigingen, een te
A nhem en een te Oostvoorne.
Ir Arnhem werden de centrale directie, het
d erkundig oecologisch onderzoek, het vogel-
o derzoek en het onderzoek naar de ver-
si reiding van planten en dieren in de IJssel-
rr eerpolders gevestigd. Het Biologisch
S ation 'Weevers' Duin' te Oostvoorne kreeg
a 3 opdracht het verrichten van botanisch-
o cologisch onderzoek. Juist met het oog
o dat onderzoek had men een situering
g zocht in de onmiddellijke nabijheid van de
n tuurreservaten op Voorne. Deze terreinen
h< bben namelijk een zeer hoge waarde voor
d natuurwetenschap. Sedert 1968 beschikt
'V eevers' Duin' over een modern geoutilleerd
la roratorium, waar de verschillende onder-
di len van de botanische oecologie tot hun
re cht kunnen komen. Op het ogenblik wordt
'V eevers' Duin' bemand door 16 personeels-
le ien, waaronder 6 academici. Volgens het
or twikkelingsplan van het Station zal het
pe rsoneelsbestand over enkele jaren zijn
of gelopen tot 25 man.
Di mogelijkheden tot fundamenteel onder-
zcak zijn door de inrichting en de ligging
van 'Weevers' Duin' uitzonderlijk groot.
Di or de uitvoering van een systematisch
or derzoeksprogramma op floristisch, vege-
ta ekundig en milieukundig gebied ont-
st nd een rijk gedetailleerd overzicht van
het oecosysteem van het Voornse duin als
geneel, en van de elementen waaruit het is
opgebouwd. Het feit dat dit duingebied zones
van verschillende ouderdom omvat, maakt
het de onderzoekers mogelijk de dynamiek
van de vegetatie- en bodemontwikkeling te
bestuderen en een inzicht te verkrijgen in
het verloop van de rijping van zowel de
bodem als de vegetatie. Deze ontwikkeling
wordt gekenmerkt enerzijds door toeneming
van het aantal dier- en plantesoorten dat aan
de levensgemeenschappen deelneemt, door
groei en toenemende stabilisering van de
structuur, anderzijds door veranderingen
in de bodem die daarmee samengaan.
In de bodem neemt met de ouderdom het
gehalte aan organisch materiaal toe, wat
tegelijk een toeneming betekent van daaraan
gebonden voor de plantengroei belangrijke
elementen als kalium, stikstof en fosfor.
Daarentegen spoelt kalk uit. Zo ontstaat in
de latere stadia een bodem die in lagen is
opgebouwd, waarbij die lagen min of meer
rijk zijn aan organisch materiaal, terwijl ze
bovendien onderling verschillen naar hun
scheikundige samenstelling.
Op basis van dit algemeen overzicht kunnen
vragen worden geformuleerd voor nader
onderzoek. Daarnaast verschaft een terrein
als het Voornse duin met zijn grote struc
turele en oecologische verscheidenheid een
unieke mogelijkheid om de toepasbaarheid
van theoretische biologische mogelijkheden
in de praktijk te toetsen. De reële kansen van
een op grond van simulatiemodellen ge
opperde mogelijkheid hangen immers af van
de mate waarin ze past in de reeds bestaande
betrekkingen tussen de levensgemeenschap
pen.
De problemen die zich bij het oecologisch
onderzoek voordoen, kan men op uiteen-
289