n rmale rivierafvoeren zullen deze bekkens
st )eds geheel gevuld zijn. In een droge
p riode moet de aanwezige watervoorraad
wmden aangesproken. Onder extreme om-
s andigheden zullen deze bekkens zo'n laag
n >/eau krijgen dat van verblijfsduur in het
b kken geen sprake meer kan zijn. Om het
z Ifreinigend vermogen in bekkens tot zijn
r< cht te laten komen is evenwel een minimaal
v rblijf van 3 weken benodigd. Deze verblijf-
ti J wordt gewaarborgd door de Honderd en
D rtig en de Petrusplaat. Die bekkens heb-
b n namelijk geen voorraadfunctie; het zijn
z< genaamde procesbekkens. Ze zullen vrijwel
s1 reds gevuld zijn om aan het water de
v rblijftijd te geven die nodig is voor kwali-
t€ tsverbetering.
D ordat de bekkenbekleding niet volledig
w terdicht is, zal er in de dijklichamen een
g rndwaterstroom ontstaan. In de proces-
b kkens Honderd en Dertig en Petrusplaat zal
d stroom ten gevolge van de permanente
h ge bekkenstanden steeds de vorm hebben
v i een naar buiten gerichte kwel. In de
b ide andere bekkens zal dit in de meeste
g vallen ook het geval zijn. In droge jaren
e hter zal het waterniveau daar kunnen dalen
ti beneden de buitenwaterstand. De stroom-
r hting zal dan omgekeerd zijn. De slib-
a Jekking op het binnentalud zou daardoor
ir gevaar kunnen komen omdat de grond-
vi terstroom de neiging heeft de sliblaag van
h talud af te drukken. Om dit gevaar te
k ren wordt in de dijken van deze bekkens
e n bronbemaling aangebracht. De bemaling
z in werking worden gesteld zodra het
v. terniveau in de bekkens daalt beneden de
b Itenwaterstand. Hierdoor ontstaat een stro-
rr ig naar het hart van de dijk toe, waardoor
h aflichten van de sliblaag voorkomen kan
w rden. Het opgepompte water kan afhanke-
lij van de kwaliteit in het bekken worden
g Dracht of naar het buitenwater worden af-
g /oerd.
O 1 per eenheid van oppervlakte een zo groot
rr gelijke watervoorraad op te kunnen slaan
is Dij de aanleg van de bekkens gestreefd
n ar een zo groot mogelijke diepte. Ten ge
ve ge van de grote diepte kan evenwel laag-
vc ming of, zoals men in vakkringen zegt,
st atificatie van het water optreden. Het water
w dt dan gescheiden in lagen van verschil-
le de temperatuur, dichtheid, viscositeit en
cf mische en/of biologische eigenschappen.
Ee i dergelijke stratificatie ontstaat in het
ak ameen tijdens windstille perioden in het
vo rjaar of de zomer. Het water aan de opper-
vlc te wordt dan gedurende enkele dagen
ste k verwarmd door de zonnestraling, terwijl
door de afwezigheid van wind geen menging
optreedt met het water op grotere diepte.
Uiteindelijk resulteert dit in een watermassa
waarin drie lagen duidelijk kunnen worden
onderscheiden: een warme oppervlaktelaag,
het epilimnion, een koude onderlaag, het
hypolimnion dat nog maar in zeer beperkte
mate komt tot uitwisseling met de boven
liggende lagen, en daartussen een laag met
een sterk temperatuurverloop, de zogenaamde
spronglaag.
Wanneer een dergelijke stabiele stratificatie
ontstaan is, heeft de wind alleen nog maar
invloed op de circulatie in het epilimnion,
terwijl het hypolimnion nauwelijks meer in
beweging wordt gebracht. Doordat het diepe
water niet meer aan de oppervlakte komt,
wordt er geen zuurstof meer aan toegevoerd.
Veel dierlijke en plantaardige organismen
zoals algen, die aan de oppervlakte gevormd
worden en die vervolgens bezinken, sterven
juist op deze grotere diepten af, waardoor
een groot zuurstofverbruik optreedt; het kan
zelfs komen tot reductie van bepaalde be
standdelen in het water en het bodemslib.
Het water in dit anaërobe milieu is ongeschikt
voor de drinkwaterbereiding.
Het is derhalve noodzakelijk een volledige
menging van het water in stand te houden
gedurende het gehele jaar. Menginstallaties,
in de vorm van luchtbellenschermen, zullen
ervoor moeten zorgen dat het water goed
gemengd blijft en dat voldoende zuurstoftrans
port tot op de bodem toe gewaarborgd is.
Bepaling van het leveringsvermogen
Het leveringsvermogen van de bekkens wordt
bepaald door de beschikbaarheid van rivier
water en wel speciaal van Maaswater, en
door de kwaliteitseisen die men aan het
drinkwater stelt.
Kritisch met betrekking tot de beschikbaar
heid van Maaswater zijn uiteraard de droge
jaren, wanneer de grootste periode met de
inhoud van de bekkens moet worden over
brugd. Aan de hand van de gemeten dage
lijkse afvoeren van de Maas gedurende de
laatste 60 jaar zijn enige kritische afvoer-
patronen gezocht en is de kans van voor
komen ervan statistisch bepaald. Om een
nauwkeurig beeld te krijgen zijn in deze
afvoergegevens de reeds plaatsvindende en
nog te verwachten onttrekkingen en suppleties
bovenstrooms van de Biesbosch verwerkt.
Voorts is ervan uitgegaan dat bij Maas-
afvoeren beneden de 25 m3/sec geen water
voor de bekkens meer kan worden onttrok
ken. Bij afvoeren groter dan 25 m3/sec zal
303