1
NIET KRITISCHE VOEDINGSSTOFFEN
Ca, Nlg.K, S04 ETC J
Verband tussen kritieke
voedingsstoffen en de produktie
van organisch celmateriaal
lijkt aan de hand van een geschematiseerd
biologisch-procesverloop, zoals dat bij voor
beeld in de Deltawateren optreedt.
Uit dit overzicht blijkt dat de groei van plant
aardige autotrofe aquatische organismen
direct afhankelijk is van de lichtintensiteit, van
koolzuur en van de beschikbare voedings
stoffen. Met name de macrovoedingsstoffen
zuurstof (O), koolstof (C), waterstof (H), maar
ook stikstof (N), kalium (K), natrium (Na),
calcium (Ca), zwavel (S), magnesium (Mg) en
fosfor (P) zijn onontbeerlijk voor de cel-
opbouw, terwijl daarnaast ook de aanwezig
heid van een aantal microvoedingsstoffen,
onder meer ijzer, koper en mangaan, is ver
eist. Van de macrovoedingsstoffen vormen
stikstof en fosfor de zogenaamde kritische,
want groeibepalende voedingsstoffen, aan
gezien de overige genoemde stoffen ook
onder natuurlijke omstandigheden reeds in
overmaat aanwezig zijn. Bij de bestrijding
van eutrofiëring is het dus zinvol om juist
één van deze kritische voedingsstoffen zoveel
mogelijk te beperken. In het algemeen gaat
de voorkeur uit naar de fosfaatbeperking.
Voor de elementen C, O, H, N en P ziet een
schematisch overzicht van de ceiopbouw van
de alg er als volgt uit:
koolzuur (CO2) water (H2O) energie (licht)
koolhydraten C (H2O) zuurstof (O2)
stikstof (N)
I
fosfor (P)
I
Y Y
organisch celmateriaal
C5H7NO2PV30
De opbouw van een algecel - de zogeheten
primaire produktie -- vindt plaats door
middel van fotosynthese; het proces speelt
zich dan ook per definitie af in de lichtdoor-
latende bovenste waterlaag. Vermindering v n
de lichtintensiteit gaat gepaard met afremmi ;g
van de fotosynthese. Bij afwezigheid van licht
gaat de alg meer zuurstof verbruiken dan
produceren; dat leidt tot het optreden van
l-agere zuurstofgehalten in water gedurende
de nachtelijke uren.
Na een paar uren, dagen of weken geleefd
te hebben sterft een alg af en zinkt naar de
bodem. Tijdens het afsterven komt het fosfa ,t,
voor zover het niet als organisch gebonden
fosfaat bezinkt, onmiddellijk vrij. Het wordt
door ander fytoplankton opgenomen of blijft
opgelost in het water aanwezig, wanneer doir
uitwendige oorzaken de planktongroei afge
remd wordt. Bij massaal afsterven van het
fytoplankton komen grote hoeveelheden orga
nische afbraakprodukten vrij, die ook weer
grote hoeveelheden zuurstof nodig hebben
voor hun mineralisatie. Het gevolg is, dat eei
zuurstofarm of zelfs zuurstofloos milieu kan
ontstaan.
Door het afsterven van organismen en het
bezinken van gebonden fosfaten treedt ge
leidelijk een fosfaataccumulatie in de boden
op, waarvan onder bepaalde omstandighed< n
weer een deel kan vrijkomen. Gaat deze
accumulatie enige jaren door, dan kan alleen
al deze interne belasting voldoende zijn om
een uitbundige algengroei in te leiden. Een
dergelijke situatie wordt vermoedelijk thans
aangetroffen in de randmeren van de IJssel
meerpolders. Defosfatering van de externe
belastingsbronnen geeft in een dergelijke
situatie op korte termijn geen verbetering,
310