amengesteld uit drie leden-ambtenaren, drie
eden aangewezen door het bedrijfsleven en
én onafhankelijk lid, tevens voorzitter. Het
ecretariaat der commissies berust op de
fdeling Waterstaatsrecht van de Hoofddirec-
ie van de Waterstaat. Aan elke commissie is
en technisch adviseur toegevoegd, een
mbtenaar met een bijzondere kennis van en
ertrouwdheid met de bedrijfstak in kwestie.
)e uitvoeringsvoorschriften van de wet leggen
het initiatief voor de indiening van een
chadeclaim bij de gedupeerden. De drie
ommissies onderzoeken de ingediende
chadeclaims en brengen de Minister van
erkeer en Waterstaat advies uit over de
rootte van de te verlenen tegemoetkoming,
e schadeclaims moeten in beginsel zijn
hgediend binnen een jaar na het in werking
eden van de Deltaschadewet - dat was op
0 maart 1971 - of binnen een jaar nadat de
chade voor het eerst is opgetreden. Over
1 ;gemoetkomingen inzake schade die is
pgetreden vóór het in werking treden van de
et, worden de 'wettelijke interesten' berekend
i n mee uitgekeerd; zij zijn gekoppeld aan
i et promesse-disconto en bedragen thans 9%.
compensatie van de geldontwaarding is
i iet voorzien, gezien de vorm van de tege
moetkomingen: een uitbetaling ineens, met
e mogelijkheid tot voorschotten. Mocht er
ngevolge van deze 'gulden-is-gulden-regel'
i een enkel geval schromelijke onbillijkheid
c ptreden, dan zal afwijking van de regel
orden overwogen.
t e onderscheiden commissies hebben van
c oen met bedrijven van wel zeer verschillend
I- aliber. De commissie scheepswerven en
soheepssloperijen voert overleg met soms
c "ote werven, die op een ingewikkelde manier
\?rweven zijn in wijdvertakte concerns. Het is
vin belang dat met name in deze bedrijfstak
coor externe accountantskantoren een zekere
r ormalisering wordt toegepast, wil men ooit
t t vergelijkbare cijfers komen in geval van
Jlke belangrijke basisgegevens als gemid-
celde jaarlijkse winst; een verwijzing naar de
f ïanciële administratie van de bedrijven blijkt
c aartoe onvoldoende. Het overleg met de
heepsbouwbedrijven en scheepssloperijen
i voortgekomen uit contacten die de Rijks-
v aterstaat vanaf 1958 begon te leggen met de
t elanghebbenden bij de aanpassing van
aterstaatswerken. Langzaamaan kwam de
twisseling van gegevens en problemen op
rang, in georganiseerde vorm veelal door
t issenkomst van de Centrale Bond van
cheepsbouwmeesters in Nederland. Op
januari 1971, drie maanden na de afsluiting
van het Haringvliet, was in deze sector 95%
van de totaal te verwachten claims ingediend.
Directies van scheepsbouwbedrijven zijn
doorgaans in staat zelfstandig de aanpassing
van hun bedrijven te bezien; zij komen, als ze
voldoende gegevens hebben verzameld, na
verloop van tijd met een uitgewerkt plan en
een daarbij behorende claim, waarover dan
overleg kan worden gevoerd. Zulk zelfstandig
optreden is niet in alle sectoren van de
belanghebbenden te verwachten. De andere
twee commissies voor de schadebepaling
komen met veel kleinere en eenvoudigere
bedrijven in aanraking, eenmans- of enkele-
mansbedrijfjes met een vaak summiere boek
houding. De voorlichting moet veelal mon
deling gegeven worden, wat uit menselijk
oogpunt ook meer bevrediging schenkt. De
commissie schadebepaling griend-, riet- en
biezencultuur heeft bij haar schriftelijke
enquête aan mogelijke belanghebbenden twee
formulieren toegestuurd: een specificerend
schadeformulier en een formulier dat men
moest inzenden wanneer het eerste formulier
onvoldoende duidelijk werd gevonden. 57%
van de antwoorden bestond in terugzending
van dat tweede formulier. De commissie heeft
toen te Giessendam en in enkele andere
plaatsen voorlichtingsdagen gehouden
waarop met elk bedrijf afzonderlijk van ge
dachten gewisseld werd over de schade. Dat
werkte goed.
De schadebepaling is voor vele bedrijven
slechts één stap in de richting van een soms
als zeer onzeker gevoelde toekomst. De
contacten die de commissies met de beroeps
bevolking onderhouden, liggen in het ver
lengde van vroegere en volgende georgani
seerde overheidsbemoeiingen met deze
mensen. Het is essentieel dat wederzijds ver
trouwensrelaties worden opgebouwd en voort
gezet, op grond waarvan een gezamenlijke
verkenning van de toekomst mogelijk is.
339