het noordelijk bekken kunnen optreden. Twee
stormen in het afgelopen seizoen boden de
gelegenheid om op dit punt opheldering te
krijgen. De eerste storm vond plaats op 19 en
20 oktober 1970, dus nog vóór de officiële
ingebruikneming van het sluizencomplex.
Ingevolge een vooraf gemaakte afspraak wer
den de sluizen evenwel gesloten, om de
stormvloed de toegang tot het noordelijk
bekken zoveel mogelijk te ontzeggen. Inder
daad heeft de sluiting van de sluizen zowel
de polders van de Biesbos, waar nog een
deel van de suikerbietenoogst op het land
stond, als het buitendijkse gedeelte van de
stad Dordrecht voor overstroming bewaard.
Toen dat najaar een tweede storm de Delta
bereikte, op 9 en 10 november, was het
sluizencomplex al officieel in gebruik. In beide
gevallen bleek dat de hoogwaterstanden op
het Haringvlietbekken, in de omgeving van
Dordrecht en in de Biesbos door de sluiting
van de Haringvlietsluizen en door de afsluiting
van het Volkerak aanzienlijk zijn verlaagd. De
stormvloedstanden te Dordrecht stemden
redelijk overeen met de voorspellingen die
waren gedaan in het rapport van de Delta
commissie (zie tabel).
Om een indruk te geven van de mate waarin
getijvariaties op zee zich doen gevoelen op
het noordelijk bekken, biedt figuur 1 een over
zicht van het verloop van de hoog- en laag-
waterstanden te Hoek van Holland, Dordrecht,
Moerdijk en Werkendam. Daarbij zijn dan
meteen gegeven het verloop van de afvoer
der bovenrivieren en de daarbij ingevolge het
Normale Lozingsprogramma gekozen sluis-
openingen. Uit correlatie van de hoog- en
laagwaterstanden op de landinwaarts gelegen
stations met die te Hoek van Holland moest
Tabel H.W.-standen tijdens de
stormen van 19 en 20 oktober
en 9 en 10 november 1970
Fig. 1 H.W.- en L-W.-standen
te Hoek van Holland, Dordrecht,
Moerdijk en Werkendam,
samen met de afvoer der boven
rivieren en de sluisopeningen;
jan./febr. 1971. De voorspelde
gemiddelde waarden zijn met
streeplijnen aangegeven
blijken of de voorspelde gemiddelde waarden
redelijk goed overeenkomen met wat er in
werkelijkheid gebeurt. Dergelijke correlaties
zijn gemaakt voor de hoog- en laagwater
standen in een periode waarin de Bovenrijn-
afvoer schommelde om de 1700 m3/sec.
(figuur 2), en ter controle op de voorspelling
van de onder meer voor de scheepvaart be
langrijke hoogwatertijdstippen langs de
Nieuwe Waterweg, de Nieuwe Maas, de Noord
en de Oude Maas (figuur 3). Uit al deze
figuren blijkt dat de voorspelling van de verti
cale getijbeweging bij betrekkelijk lage rivier-
afvoeren redelijk nauwkeurig is geweest. Niet
minder goed blijkt de uitkomst van de voor
spelling der horizontale getijbewegingen; zie
bijvoorbeeld de controlemeting van de stroom
snelheden in de Noord (figuur 4). In aanmer
king genomen de getijvariaties in zee, komen
Tabel
datum
opgetreden H.W.-stand
(in cm t.o.v. N.A.P.)
H.W.-standen indien
de Deltawerken niet
waren uitgevoerd
(in cm t.o.v. N.A.P.)
voorspelling
volgens het Delta
rapport
(in cm t.o.v. N.A.P
19 en 20
Hoek van Holland
248
248
oktober 1970
Dordrecht
183
281
195
Haringvlietbekken
130
298
9 en 10
Hoek van Holland
211
211
november 1970
Dordrecht
174
245
170
Haringvlietbekken
116
250
342