gehalte van het kustwater - voorheen 100 a 300 mg/l, thans 10 tot 30 mg/l - die zich mede kon voordoen onder invloed van de geringe spuidebieten door de sluizen, is het strand bij Rockanje nog vrij gebleven van be- slibbing. In de toekomst moeten tijdens perio den waarin gespuid wordt echter hogere slib- gehalten worden verwacht. Doordat het Haringvlietbekken sedert de afsluiting als slibvang gaat werken, zal het slibgehalte van het spuiwater waarschijnlijk echter permanent worden verlaagd. Sinds 1 mei wordt ook de invloed gevoeld van de afsluiting van het Brouwershavense Gat, vooral op de getijbeweging in het zuide lijk deel van het hier beschouwde gebied, langs de kust van Goeree. Ook daar worden nu vaker dan voorheen kustlodingen en -waterpassingen uitgevoerd. ustige weersomstandigheden, zeer geleide- jk, zodat thans nog niet kan worden nage- aan in hoeverre de in Bericht nr. 54 (novem- er 1970) dienaangaande gepubliceerde ver zachtingen worden bevestigd. Rekening hou- end met mogelijke lodingsonnauwkeurig- eden van 1 tot 3 dm, kan men slechts op nkele plaatsen enige verdieping of ver- ndieping constateren. Het duidelijkst is de erondieping van het Rak van Scheelhoek; ver een groot deel van deze geul is een ver- ndieping geconstateerd van ongeveer een alve meter. Deze verondieping is echter niet Heen een gevolg van natuurlijke ontwikkelin- en, maar ook van de werkzaamheden aan de aringvlietdam. De aard van het materiaal dat het mondingsgebied neerslaat is, in over- enstemming met de verwachtingen, nabij de am het slibrijkst; het slibgehalte neemt erderop gaandeweg af (figuur 8). De kust van oorne en Goeree is in de afgelopen periode iet sterk aan verandering onderhevig ge- eest. Alleen langs de zuidwestkant van oorne is gedurende enkele maanden een wat rotere afslag van het strand voorgekomen, mdat het diepe Rak van Scheelhoek vlak nder de kust loopt, werd hier na de afsluiting an het Haringvliet de frequentie van kust- dingen en -waterpassingen opgevoerd; men i an dan bij ongewenste ontwikkelingen tijdig i 'grijpen. De meetresultaten gaven in maart '971 aanleiding om uit voorzorg een zand- epot van 250 000 m3 in de omgeving aan te ggen, om op korte termijn zandsuppletie te jnnen toepassen. Een groot deel van het rand heeft zich inmiddels weer hersteld, odat voorzieningen tot heden achterwege onden blijven. Is gevolg van de vermindering van het slib- De slibhuishouding op het Hollands Diep en het Haringvliet De stroomsnelheden op het traject Nieuwe Merwede-Hollands Diep-Haringvliet zijn onder alle omstandigheden belangrijk lager dan voor de afsluiting. Bij gesloten sluizen heeft het water in het Hollands Diep een zeer geringe snelheid. Wanneer de sluizen open zijn, bij hogere Rijnafvoeren, worden de stroomsnel heden op die rivierarm weliswaar groter, maar ze bereiken nooit meer de waarden van voor de afsluiting (figuur 9). Aangezien sedert de ingebruikstelling van de Haringvlietsluizen in het algemeen lage rivierafvoeren zijn opge treden, beschikt men nog niet over experi mentele gegevens bij relatief hoge stroom snelheden in het rivierenstelsel. Ten gevolge van de snelheidsreductie komt zand dat rollend over de bodem wordt aan gevoerd al tot sedimentatie in de Beneden- merwede en de Bergse Maas. De zwevend meegevoerde stof heeft meer tijd nodig voor bezinking; ze zal worden afgezet in de Nieuwe Merwede, de Amer en het Hollands Diep. Over de omvang van het sedimentatieproces naar plaats en tijd zijn thans nog geen ge gevens voorhanden. Wel kan een eerste in druk gegeven worden van de aard van het sediment. Figuur 10 laat zien dat er inderdaad een belangrijke slibafzetting heeft plaats gevonden op het traject Nieuwe Merwede- Haringvlietsluizen; geconstateerd werd dat het afgezette zand aanzienlijk fijner is dan wat daar vóór de afsluiting tot bezinking kwam. Van groot belang is de vraag of de slibafzei- ting op het bovenste deel van het Haringvliet- 357

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 31