De afsluiting van het
Brouwershavense Gat
De afsluiting van het Brouwershavense Gat,
waarvan in het vorige Bericht reeds melding
werd gemaakt, heeft zich geheel voltrokken:
de caissons zijn gesloten, de poreuze be-
teugelingsdam in het zuidelijk sluitgat is vol
gestort met grind. De caissonsluiting in de
Kous en de geleidelijke sluiting in het eigen
lijke Brouwershavense Gat waren technisch
gezien twee afzonderlijke operaties. Slechts
in de tijd waren ze, om hydraulische redenen,
op elkaar afgestemd.
Het plan voor de afsluiting van de Kous met
behulp van 2 landhoofdcaissons en 12 door-
laatcaissons is in de periode tussen 5 april
en 1 mei van dit jaar vrijwel geheel overeen
komstig het draaiboek uitgevoerd. Een uit
voerige bespreking van het sluitingsprogram
ma is te vinden in Bericht nr. 55 (februari
1971).
Op 5 en 6 april werden de landhoofd
caissons geplaatst. Omdat de caissons bij het
uitvaren van het dok dwars op stroom zouden
komen te liggen, werd besloten ze op de laag-
waterkentering naar buiten te slepen. Tegen
de stroom in werden de caissons vervolgens
in 21 uur naar het sluitgat gevaren. Na een
parkeertijd van 11 uur aan de meerzijde van
het sluitgat volgde de indraai- en afzink-
manoeuvre, die ongeveer 40 minuten in be
slag nam. Enkele minuten voor de hoogwater
kentering werden de landhoofdcaissons aan
de grond gezet. Niet zodra was dat gebeurd,
of alle hulpmaterialen werden van de cais
sons verwijderd, terwijl meteen een begin
gemaakt werd met het opvullen van de naad
tussen landhoofd en landhoofdcaisson met
loodslakken en met stortsteen 10/300 kg; met
dezelfde materialen werden de caissons aan
de zeezijde aangestort: de ballastblokken
werden met zand gevuld.
De 12 doorlaatcaissons die daarna werden
geplaatst - de eerste op woensdag 14 april -
zijn alle afgezonken tijdens de laagwater-
kentering. Behalve de laatste werden ze alle
op de voorafgaande hoogwaterkentering uit
het dok gesleept. Dan volgde een vaartocht
van 2i uur met de stroom mee. Afhankelijk
van de omstandigheden van weer en stroom
werd aan de meer- dan wel aan de zeezijde
van het sluitgat geparkeerd. Op 16 april
364