NOORDZEEZIJDE GREVELINGENZIJDE TE ENCONSTRUCTIE r 1 X ASFALTBETON KRAAGSTUK TEENCONSTRUCTIE 20.00 21.00 25.00 PLAATS CAISSONS IN NOORDELIJK SLUITGAT 5.00 33.00 l 11.10 J„ 51.50 5,50 28,00 12,75 8,00 T 20.85 aarvoor in het sluitingsschema waren aan- 'ewezen. De eerste afwijking vond plaats op rijdag 23 april; toen werd, hoewel het schema lit niet vermeldde, toch een caisson afgezon- en. Dit deed men om in de laatste, meest in- pannende week een extra vrije dag ter be- chikking te krijgen. Op 27 april werd volgens uidzijde van het sluitgat; op 28 april werd de olgende plaatsing uitgevoerd, wéér aan de uidzijde. Er was aan die kant van het sluitgat amelijk een tamelijk steile ontgronding op- emerkt, die men door verplaatsing van het opeffect wilde afremmen. Om dezelfde reden yerd de voorlaatste caisson op 29 april Iweer aan de zuidkant van het sluitgat ge- laatst. Omdat gebleken was dat varen over e drempel bij ebsnelheden tot 2 m/sec. geen ezwaar opleverde, werd de caisson op 29 pril niet, zoals was gepland, op de hoog- raterkentering over de drempel getrokken, raar pas 1 uur voor de laagwaterkentering. )oor deze maatregel kon de caisson 8 uur ater uit het dok worden gebracht dan anders et geval zou zijn geweest. Tijdens de over- ocht van de caissons waren alleen een unnerploeg en een pompploeg aan boord, en laarnaast toezichthoudend personeel van de Tijkswaterstaat. Pas tijdens het parkeren wam de ploeg aan boord die de sluiters noest bedienen. Juist voor het indraaien wer- 'en de drukschotten van de caissons weg- esleept, en de lekpompen verwijderd. Als en caisson bij het indraaien tegen het schar- ier lag werden de vergrendelingshaken van e drijfschotten losgetrokken. Na het indraaien /erden de caissons gedrukt tegen vulklossen ussen de kopwand van de reeds geplaatste aisson en de ribben van de nieuw aange- omen caisson. Op het laatste moment, een minuut of twee voor de caisson de bodem raakte, kon dankzij deze vulklossen nog een plaatscorrectie worden aangebracht. Deze werkwijze werd gevolgd vanaf de derde cais sonplaatsing; het overzicht van de afwijkingen der caissons uit de drempelas maakt wel duidelijk hoe gunstig deze handelwijze heeft gewerkt. In drijvende toestand maakten de caissons een slagzij van 1 a 2 graden. De beiden com partimenten van een caisson waren ook niet gelijk van inhoud. Om de caissons toch zo rechtstandig mogelijk te laten zinken waren ter voorbereiding op de afsluiting afzink- proeven uitgevoerd in het bouwdok. Aan de hand van de resultaten werd een programma opgesteld voor het openen van de afsluiters, waardoor de caissons tijdens het afzinken niet meer slagzij maakten dan 4°; de drempel raakten ze nagenoeg in de evenwichtsstand. Mede door deze handelwijze werd het ge makkelijker de caissons nauwkeurig in de as van de drempel te plaatsen. De laatste caisson zou door het sluitgat wor den gevaren op de hoogwaterkentering voor afgaand aan de plaatsingskentering. Om te vermijden dat de tegen de stroom in gesleepte caisson onderweg een te grote weerstand zou ondervinden als gevolg van de toe nemende vloed, vertrok het convooi al voor de laagwaterkentering uit het bouwdok; zo kon het met het laatst van de eb mee en slechts tegen het begin van de vloed in naar het sluitgat worden gesleept. Er moest toen eerst enige uren aan de meerzijde van het sluitgat worden gewacht, tot de passage over de drempel mogelijk werd, bij hoogwater kentering. Daarna volgde nog een parkeertijd van 5 uur op zee. De indraaimanoeuvre werd 367

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 41