Deze ervaringen leidden tot het inzicht dat er
meer aandacht moest worden besteed aan de
opbouw en de afsluiting van de drempels in
de sluitgaten. De techniek van het zinken,
steenstorten en peilen van drempels diende
te worden verbeterd. Bij de reeks van caisson
sluitingen die volgden op het dijkherstel van
Walcheren - afsluiting van de Brielse Maas
en van de Braakman, dichting, in 1953, van
stroomgaten bij Stevensluis, Bath, Kruiningen,
Schelphoek en Ouwerkerk - ontmoette men
echter steeds weer dezelfde moeilijkheden,
en bleef de sluitingsoperatie met caissons
steeds zeer riskant; de risico's schenen met
de methode te zijn gegeven. Toch zocht men
naar verbetering, en wel in die zin dat het
grote verval dat kort na de afsluiting van een
getijgeul ten gevolge van de getijbeweging
optreedt, geen invloed meer zou hebben op
1 De sluiting van de zeedijk bij
Ouwerkerk op Walcheren ge
lukte pas in tweede instantie,
en met behulp van Phoenix-
caissons
2 In 1952, bij de afsluiting van
de Braakman, werd voor het
eerst gebruik gemaakt van een
doorlaatcaisson
1 de stabiliteit van de caisson alvorens de aan
sluiting met de bodem en de randen van het
sluitgat beter zou zijn verzekerd.
Een eerste poging daartoe werd ondernomen
bij de sluiting van de Braakman. In een van
de beide Phoenix-caissons die men daar ge
bruikte, werden doorstroomopeningen ge
maakt die men op het gewenste ogenblik zou
kunnen afsluiten. Daarmee werd bereikt dat
het getij onmiddellijk na de plaatsing van de
caissons nog enigermate kon doordringen in
het achterliggende gebied; het verval tussen
binnen- en buitenwater bleef daardoor iets
geringer. De schuiven zouden kunnen worden
gesloten op een moment dat de caissons
langs de bodem voldoende tegen onderloops-
heid waren beveiligd. Bij de Braakman werd
het geen succes; de openingen waren voor het
beoogde doel te klein, en het zeer grote
tijverschil op de Westerschelde zorgde toch
nog voor aanzienlijke vervallen. De grote
moeilijkheden die de onderloopsheid veroor
zaakte is men bij de afsluiting van de Braak
man dan ook niet gemakkelijk te boven ge
komen. Maar de grondgedachte van deze
nieuwe modificatie bleek vruchtbaar. Ze
leidde uiteindelijk tot de constructie van de
grote doorlaatcaissons die later met zoveel
succes zouden worden toegepast bij de Delta
werken. Het sluitgat dat men dicht met behulp
van gesloten caissons, kan een bepaalde
breedte niet te boven gaan. De geulen in de
bressen op Walcheren, en ook die na de ramp
van 1953, waren nog gering van breedte, in
de orde van grootte van 100 m. Zo'n gat zou
men desnoods met één caisson kunnen dicht-
zetten. In sommige gevallen kon men een
groter sluitgat bedwingen door enkele een-
396