Schets van een ontwerp dat nooit werd uitgevoerd: een stalen brug, berijdbaar voor auto's, die tegelijk dienst doet als kabelbaan selijk grote ontgrondingen kunnen veroor zaken. Bij een geleidelijke sluiting zou men de ontgrondingen wellicht beter kunnen be perken, ondanks de hogere stroomsnelheden. De onderzoekingen in verband met de toe passing van een geleidelijke sluiting in het Deltagebied lopen al vanaf 1959. Steeds heeft men daarbij gesteld dat voorafgaand aan de beslissing over het al of niet toepassen van de geleidelijke methode in een der primaire sluitingen, een proef zou moeten worden ge nomen bij een secundaire sluiting. Voor een dergelijke proef leende zich goed de afsluiting van de noordelijke geulen van de Grevelingen, ook wat het tijdschema betreft. De afsluiting zou namelijk plaatsvinden in 1964. De resul taten van de proef zouden dan nog verwerkt kunnen worden in de beslissingen ten aanzien van de afsluiting van het Haringvliet (1970), het Brouwershavense Gat (1971), en uiteinde lijk de Oosterschelde (1978). Voortbouwend op de traditionele methode met een houten steiger door het sluitgat, dacht men voor de Deltawerken eerst aan een stalen brug op spudpalen, waarvanaf vrachtauto's mate riaal zouden storten in het gat. De brug zou door een nogal groot aantal palen moeten wor den ondersteund, en wanneer een paar spuds hun stabiliteit zouden verliezen door zettings vloeiing of iets anders, zou hij als transport- weg verloren zijn. Men liet daarom het denk beeld van een brug varen, en richtte zijn gedachten op een kabelbaan. Ook dan zouden tussensteunpunten nodig zijn, maar niet meer dan één of twee. Door diep te funderen zou men de stabiliteit ervan wel kunnen ver zekeren, zodat ze ook bij een zettingsvloeiing niet zouden bezwijken. Deze vaste hulp constructie loste heel wat problemen op die aan de stalen brug kleefden, maar de be wegende delen, bij de brugconstructie ge wone vrachtauto's, waren bij de kabelbaan moeilijker te ontwerpen. De keus viel op een systeem waarbij elke gondel van de kabelbaan zijn eigen motor zou hebben, teneinde on afhankelijk van de andere te kunnen bewegen. Een motorstoring zou dan slechts een geringe vermindering van capaciteit tot gevolg hebben. Met de firma Neyrpic te Grenoble (Frankrijk) werd een studie-overeenkomst gesloten om een voorontwerp nader uit te werken; later werd met diezelfde firma de levering overeen gekomen van een complete kabelbaaninstal latie. Voor de afsluiting van de noordelijke geulen van de Grevelingen werd voornamelijk stortsteen als materiaal gebruikt. Aanvankelijk stelde men zich voor een last van 10 ton in vier gelijke porties te laten vallen; later werd een stalen net ontworpen waar men de stort steen geleidelijk uit kon gieten. Tegenover de nuttige last van 10 ton stak het uiteindelijk bereikte eigen gewicht van de gondels, niet minder dan 20 ton, ongunstig af. De ontwerp tijd voor de gondels was te kort geweest, en dat uitte zich in een aantal moeilijkheden en storingen waarmee het kabelbaanbedrijf in de Grevelingen geteisterd werd. De sluiting ver liep evenwel naar wens, en het experiment leek de moeite van het vervolgen waard. Met een telkens verbeterd instrument werden vervolgens zowel het Haringvliet als een der geulen van het Brouwershavense Gat afge sloten. Bij deze laatste sluiting was het ge wicht van gondel en last gezamenlijk nog steeds 30 ton. Maar het eigen gewicht van de nieuwe gondels was nu slechts 15 ton, en zinp;

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 24