de eerstvermelde methode. De kabels werden
ondersteund door de bovenbouw van een
aantal draagtorens. Geleidelijk heeft men de
onderlinge afstanden van deze torens steeds
kleiner gekozen. Dat maakte snellere opeen
volging van de gondels mogelijk, en het ver
kleinde ook de doorhang van de kabels, wat
weer resulteerde in een grotere gemiddelde
snelheid van de gondels. Bij de Grevelingen
waren de overspanningen 630 m lang, in het
Haringvliet 580 m en 565 m, in het Brouwers-
havense Gat achtereenvolgens 380 m, 395 m
en 380 m.
Bij de afsluiting van de Grevelingen waren
de draagtorens uitgevoerd als een stalen vak
werk. Het bovenste deel was een portaal,
waar de beide kabels en dus ook de gondels
doorheen gevoerd werden. Bij het Haringvliet
ging men over op een minder kwetsbare
Verschillende gondels en stort
materialen; van links naar rechts
het bedrijf in de Grevelingen,
het Haringvliet en het Brouwers
havense Gat