1 Plaats van de golfmeetpaal B.G.I., één kilometer zeewaarts van het sluitgat in de Kous 2 Communicatieschema voor de golfwaarnemingen en -be rekeningen bij de sluiting van de Kous gaande prognoses te kunnen opstellen, werd een modelonderzoek ondernomen. Allereerst werden in het Nederlands Scheepsbouwkun dig Proefstation te Wageningen de nautische eigenschappen van varende caissons onder zocht. Men kwam tot de conclusie dat de caissons voor de Kous een slingerperiode bezaten van 18,1 sec. en een stampperiode van 9,6 sec. Toen bleek dat in de golfbe weging harmonische componenten voor kwamen met een zelfde periode als de stamp periode van de caissons, werd vervolgens een modelonderzoek ingesteld naar de invloed van de golfbeweging op de nautische eigen schappen van de caissons, met name bij gelegenheid van hun plaatsing in het sluitgat. Een eerste serie van deze modelproeven die werden uitgevoerd in het Waterloopkundig Laboratorium te Delft, richtte zich op de meting van de krachten en puntbelastingen die een drijvende caisson in verschillende posities uitoefent op een al geplaatste cais son. Aan de hand van de resultaten van de eerste serie werd vervolgens een meer gericht onderzoek ingesteld naar de horizontale be wegingen en naar de golfklappen die een drijvende caisson vlak voor hij wordt afge zonken veroorzaakt tegen een geplaatste caisson waar hij tegenaan moet komen te staan. Met behulp van de genoemde proeven kon een overdrachtsfunctie worden opgesteld tus sen het energiedichtheidsspectrum van de golven en het krachtenspectrum van de golf klappen tussen een drijvende en een op de drempel staande caisson. Het kennen van dit verband maakt de prognose mogelijk van golf klappen bij de afzinkmanoeuvres op grond van waarneming van de golfbeweging in het tracé van de sluiting. Uitgaande van de overdrachtsfunctie en van de statistische verdeling van krachten kon bij variërende golfomstandigheden de kans van optreden worden berekend van een golfklap- kracht van meer dan 20 ton. Deze zwaarte werd kritiek geacht, omdat de drijvende cais son bij grotere krachten zou kunnen losraken van de geplaatste waarmee hij voor het af zinken was verbonden. Deed dat zich voor, dan zouden door de beschadiging van de ribben voortijdig een of meer drijfschotten kunnen losraken, hetgeen de caisson op een ongewenste plaats zou doen zinken, of anders zware slagzij zou veroorzaken. Kennis van de golfbeweging in het sluitgat ten tijde van de plaatsing was dus een eerste vereiste om de kans op het optreden van een 20-tons-klap te kunnen vaststellen. Maar het is technisch zeer bezwaarlijk een golfwaarnemingsstation op te stellen in het sluitgat zelf, of in de onmiddel lijke omgeving. Toch moest met behulp van een meetstation een zo zuiver mogelijk beeld van de golfbeweging in het sluitgat kunnen worden afgeleid. Men heeft onder deze over wegingen een golfmeetpaal opgesteld op één km zeewaarts van het tracé van de afsluiting. De codenaam is B.G.I. Deze golfmeetpaal, die is uitgerust met een elektrische stappenbaak, staat nu op een bodemdiepte van N.A.P.-4 m. In de loop der jaren is van B.G.I. al een groot aantal waarnemingen verzameld. Een deel ervan is verwerkt tot frequentieverdelingen van significante golfhoogten. Een ander deel is gebruikt voor een onderzoek naar de in vloed van waterstandsschommelingen op de golfbeweging. Dit onderzoek leverde de vast stelling op van een empirische relatie tussen 420

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 38