gat, een extra verdieping opgetreden van 1 tot 3 m ten opzichte van een week daarvoor; plaatselijk bij de wervelstraat was de totale ontgrondingsdiepte bij de zuidoostelijke zijde van het sluitgat daardoor opgelopen tot 6 m, en aan de noordwestelijke kant tot 4 m. Ten tweede was de taludhelling aan de zuid oostelijke kant toegenomen tot 1 2, Door de minder sterke stroomaanval bij eb was de ontgrondingskuil aan de noordwestkant wel 3 meter dieper geworden, maar niet zo steil. De ontgrondingskuil aan de noordoostelijke kant was met niet meer dan 1 m verdiept; maar ook daar bleek het talud te staan onder een helling van 1 2. Voor de stabiliteit van de rand van de bodembescherming werd de zuid oostelijke ontgrondingskuil dan ook de meest gevaarlijke geacht. De wervelstraat die de ontgronding had veroorzaakt, moest zo snel mogelijk noordwaarts worden verplaatst, het geen bereikt kon worden door de volgende caissons alle aan de zuidzijde te plaatsen. De peilingen van de volgende drie dagen lieten zien dat deze tactiek slaagde: de kuil schoof duidelijk op. Hoewel de vijf meter diepe ontgrondingskuil bij de eerste wervel straat nog twee meter dieper is geworden, werd bij de andere ontgrondingskuiien geen verdergaande verdieping meer geconstateerd nadat men de wervelstraten had gedwongen zich te verplaatsen. In dat deel van het sluit gat waarin de caissons geplaatst waren, zijn geen verdere verdiepingen opgetreden, on danks de toeneming van de snelheden door de open caissons. Die snelheden bereikten trouwens nooit meer de waarden van de stromen door het nog open gedeelte van het sluitgat. Fig. 1 Fig. 1 Maximale vervallen bij eb en vloed als functie van de tijd in de slotfase van de sluiting 425

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 43