In het zuidelijk sluitgat gaf de peiling van
20 april nog slechts verdiepingen te zien
van plaatselijk 4 m ten opzichte van het begin
van de winterperiode, en 1,5 m ten opzichte
van het einde ervan. Het springtij dat na 20
april inzette, deed de vervallen echter oplopen
tot maximaal 80 cm bij vloed en 70 cm bij eb,
terwijl de stroomsnelheid toenam tot maximaal
3,5 a 4 m/sec. Na 29 april liepen ze weer
terug; op 3 mei kwam het verval niet hoger
dan 60 cm; de stroomsnelheid bleef toen be
perkt tot 3 m/sec. Onder invloed van deze
ontwikkeling zag men op 29 april gemiddeld
1 tot 4 m diepere ontgrondingen dan op de
20e, en op 3 mei nog eens een verdieping van
1 tot 2 meter. De grootste verdiepingen traden
op in vier putten rondom de noordelijke
pyloon, en in een put bij de zuidelijke pyloon.
Fig. 2 Peilinterpretaties van
ontgrondingen en taludhellingen
in beide sluitgaten van het
Brouwershavense Gat
GRENS BODEMBESCHERMING GEBIEDEN MET DICHTHEDEN
426