De ontwikkeling van de waterbouwkundige techniek in verband met de afdamming van getijgeulen A. De werken van het Deltaplan De afsluiting van de Oosterschelde is veruit het grootste waterbouwkundige werk in zijn soort dat ooit werd ondernomen. Een ver gelijking met voorafgaande afsluitingswerken kan zich niet bepalen tot het simpelweg op noemen van enkele verhoudingscijfers. Daar voor verschillen tal van omstandigheden te zeer. De verschillen in omvang van de onder scheiden werken komen het beste naar voren bij vergelijking van het getijvermogen - dat is het totale watervolume van de eb- en vloed stromen die per getij door een geul trekken - van de af te sluiten zeearmen. De afsluiting van de stroomgeulen is immers steeds het kritieke onderdeel van de werken. Telt men de getijvermogens van alle afsluitingswerken die na de Tweede Wereldoorlog voltooid werden bij elkaar - dus vanaf het dijkherstel op Walcheren tot en met het Brouwershavense 3at- dan komt men op een totaal van 1800 niljoen m3; dat is nog ruim minder dan het jetijvermogen van de Oosterschelde alleen, waarvan de drie geulen: de Hammen (500 mil- oen m3), de Schaar van Roggenplaat (450 niljoen m3) en de Roompot (1250 miljoen m3), ezamen een vermogen hebben van 2200 niljoen m3. De twee sluitgaten van de Afsluit dijk (1932), haalden daar samen nog niet het vierde gedeelte van. Maar het verschil tussen de afsluiting van de Zuiderzee en die van de Oosterschelde is nog groter wanneer men 3ok het getijverschil in het ene en het andere jebied in rekening brengt; voor de Zuiderzee Dedroeg dit gemiddeld 1,00 m, voor de Oosterschelde gemiddeld 2,80 m. de grootste afdamming tot nu toe, die van het 3rouwershavense Gat, blokkeerde geulen met ;en gezamenlijk vermogen van 720 miljoen m3. )e afsluiting van de Oosterschelde betekent 6ETUv£RMOOEN f F.8 VLOED 1 IH MILJOEN m3 O z Ut j tt 55 y

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 5