Afsluitingsmethoden
In beginsel worden voor de afsluiting van een
getijgeul thans twee principieel verschillende
methoden onderscheiden: de geleidelijke
sluiting en de caissonsluiting. De eerstge
noemde methode is van oudere oorsprong,
waarschijnlijk omdat zij bij niet te grote
geulen al met eenvoudige hulpmiddelen kan
worden verwerkelijkt. In 1871 werd deze
methode toegepast bij de afsluiting van het
Sloe, dat toen nog een open verbinding
vormde tussen de Ooster- en Westerschelde.
De toen reeds betrekkelijk ondiep geworden
getijgeul werd gedicht door daarin over de
volle breedte min of meer gelijktijdig enkele
lagen zinkstukken op elkaar aan de grond
te brengen.
Bij latere sluitingen werd veelvuldiger de
middelen en zo kwam het dat bij de dichting
van dit gat de caisson zijn intrede deed. Zet
men de eigenaardigheden van deze alter
natieve sluitmethodes bij elkaar, dan ontstaat
het volgende beeld:
Bij een geleidelijke sluiting wordt de getijgeul
zoveel mogelijk gelijkmatig over de hele
breedte verondiept, totdat de sluitdam boven
water is gekomen. Tot het laatst toe trekt de
stroom over de gehele breedte van de geul
in en uit. Ofwel: men werkt van een of twee
kanten de geul langzaam dicht. In de steeds
nauwere opening met nagenoeg de diepte
van de oorspronkelijke geul, concentreert zich
de stroom meer en meer naarmate het werk
vordert.
Sluit men daarentegen met caissons, dan
plaatst men enkele zeer grote voorwerpen
- caissons veelal, maar casco's van schepen
i SI MHr
zogenaamde steigermethode toegepast.
Wanneer men in het dwarsprofiel van een geul
een steigerwerk van palen heit, heeft men een
brugconstructie waarvanaf de geul kan wor
den gedicht met eenvoudige materialen als
klei, puin of zandzakken. Ook kan men, van
beide uiteinden van het profiel af werkende,
een kleine geul langzaamaan dichtgooien.
Het eind van de mogelijkheden met deze
methode komt in zicht wanneer er bij ge
leidelijke vernauwing van het geulprofiel zo'n
sterke getijstroom gaat optreden, dat het inge
brachte materiaal weer wordt uitgeschuurd.
Met conservatieve methodes staat men dan
verder machteloos, zoals bleek bij de dichting
van de bres in de Nolledijk op Walcheren.
Daar lag, in de geschiedenis van de Neder
landse waterbouw, het keerpunt; vanaf dat
ogenblik moest worden gezocht naar nieuwe
I
1 Sluiting van het stroomgat
van de Kadijk op Zuid-Beveland,
na de stormramp van 1953. Voor
beeld van de steigermethode
2 Opbouw van een steiger bij
de afsluiting van het Dijkwater
op Schouwen, zomer 1954
390