kan ook - in hoog tempo in het gat, en sluit daarmee het profiel in korte tijd geheel of vrijwel geheel af. Men kan in dat geval werken met geheel gesloten elementen of met door- laatcaissons die, nadat zij zijn geplaatst, weer kunnen worden geopend, zodat het water er betrekkelijk ongehinderd door kan stromen. Ze worden pas gesloten wanneer alle caissons van de rij zijn geplaatst en hun positie vol doende is verankerd door eigen stabiliteit en lekdichtheid ten opzichte van de ondergrond. Enige voorbeelden zullen de besproken methodieken nader kunnen toelichten. Het beginsel van geleidelijke sluiting waarbij gelijk wordt opgewerkt over de hele breedte van het sluitgat, werd voorafgaand aan de Delta werken in Nederland vooral toegepast op plaatsen waar slechts een betrekkelijk zwakke stroom behoefde te worden overwonnen, en Een enigszins afwijkend soort geleidelijke sluiting werd toegepast bij de dichting van de stroomgaten op St.-Philipsland. De dijkbres- sen waren daar betrekkelijk ondiep, omdat zich ter plaatse een tamelijk stroombestendige kleilaag bevond; de geulen konden door deze omstandigheid worden gesloten met kist dammen, een procédé waarbij de dam wordt gestort tussen twee tevoren geplaatste houten wanden. Deze sluitingen van het eerste uur hebben het optreden van grote en gevaarlijke bressen op St.-Philipsland op doeltreffende wijze verhinderd. Tenslotte werd in 1954 de afdamming van het Dijkwater op Schouwen volgens de methode van de geleidelijke sluiting voltrokken. Een geleidelijke sluiting kan men ook uit voeren door twee damkoppen door de geul naar elkaar toe te bouwen. De sluitgaten van waar de geringe waterdiepte in de omgeving de inzet van groot drijvend materieel on mogelijk maakte. In onze tijd werd deze sluiting, en dan met name de steigermethode, voor het eerst toegepast bij de afsluiting van het Zuidsloe, in 1949. Sommigen zagen daarin na de spectaculaire caissonsluitwegen op Walcheren een technische 'terugval'. Na de stormramp van 1953 werd de geleide lijke sluiting nog enkele malen toegepast; allereerst in het stormgat van de Kadijk, tussen de waterschappen Waarden en Krui- ningen op het eiland Zuid-Beveland. De be perkte waterdiepte in de omgeving liet geen andere methode toe, hoewel de sterke stroom een dichting met eenvoudige materialen zeer bemoeilijkte. Men gebruikte daar tenslotte zandzakken gevuld met stortsteen, die met de hand in de geul werden gegooid. de Afsluitdijk bij de Vlieter en bij de Middel- gronden zijn op die manier gedicht. Aanvanke lijk had men hier een geleidelijke sluiting over de volle breedte voorzien. De beide geulen, res pectievelijk 2800 m en 1650 m breed, zouden geleidelijk met keileem worden verondiept. De overweging echter dat de overigens be trekkelijk erosiebestendige keileem dan ge durende vrij lange tijd blootgesteld zou zijn aan de uitschurende werking van de stroom, heeft tenslotte doen besluiten deze methode te verlaten, en de gaten maar 'over de kop' te dichten. De keileem werd dan telkens alleen aan de kop en maar voor korte tijd aan de stroomaanval blootgesteld. Bij de bouw van de Afsluitdijk was keileem betrek kelijk goedkoop verkrijgbaar, aangezien het niet ver van de sluitgaten kon worden ge wonnen. Toen men zich in 1945, twaalf jaar 391

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1971 | | pagina 9