De bodembescherming
van een sluitgat
Welke methode van afsluiting men ook kiest,
het zal bij de beweeglijke zandbodem in onze
zeegaten steeds geboden zijn op de plaats
van de afsluiting voorzieningen te treffen
tegen de stroomaanval. In de eerste plaats zal
in het tracé van de afsluiting vaak een drem
pel moeten worden aangebracht die als fun
dament dient voor de afsluiting zelve. Dit is
vooral belangrijk wanneer er caissons worden
gebruikt. Tevens moet de naaste omgeving
worden beschermd tegen uitschuring door de
stroom, die tijdens de afsluiting ter plaatse
soms vrij sterk zal kunnen toenemen, om te
beginnen al onder invloed van de opbouw van
de drempel. Aan weerszijden van de drempel
moet daarom nog een bodembescherming
worden aangebracht met een breedte die,
afhankelijk van de omstandigheden, varieert
van enkele tientallen tot een paar honderd
meter.
Het beschermen van oevers tegen uitschu
ring door getijstromen is in Nederland geen
nieuw probleem. Reeds eeuwen zijn we
daarmee geconfronteerd, en op basis van
zeer lange ervaring ontwikkelde zich een be
proefde methode die lange tijd nauwelijks
aan wijzigingen onderhevig is geweest. Te
verdedigen bodemgedeelten worden al
eeuwen afgedekt met zogenaamde 'zink-
stukken'. Een zinkstuk is een gevlochten rijzen
matras, die wordt afgedekt met steen. De
constructie en vooral de samenstelling van
het zinkstuk zijn in hoge mate bepaald door
de materialen die daarvoor van oudsher in
eigen land beschikbaar waren: rijshout en
riet, waarvan de matras werd vervaardigd, en
klei en puin, waarmee de matras kon wor
den afgedekt. Pas in de loop van de vorige
eeuw ging men er toe over zinkstukken af te
storten met uit het buitenland - vooral België -
ingevoerde natuursteen. Vele hectaren oever
verdediging van dat type kan men in onze
kustgebieden vinden, met name in Zeeland;
veel van die bodemverdedigingen bieden nu
al meer dan een eeuw weerstand aan de
stroom. Soms liet men het zinkstuk zelf uit
de verdediging weg, en beperkte men zich tot
steenbestortingen, die afhankelijk van de
ondergrond, soms ook voldoende weerstand
konden bieden. Was dat niet het geval, dan
was men later genoodzaakt steen bij te
storten. Het lag dus wel voor de hand dat de
ontwerpers van de Zuiderzee-afsluiting op
nieuw hun toevlucht namen tot deze be
proefde verdedigingstactieken. De stroom
waartegen men de bodem beschermen moest,
was echter veel sterker dan langs dijkoevers
wordt aangetroffen. Onder buitengewone om
standigheden kon hij aanzienlijk zijn, en zelfs
oplopen tot meer dan 5 m/sec. Men trad dus
wat dit betreft bij de zinkstukken in de sluit
gaten buiten de ervaring. Met name bestond
onzekerheid omtrent de weerstand die een
stuk kan ontlenen aan zwaardere steen-
bestorting. De schaalvergroting leidde wellicht
tot kwalitatieve veranderingen. De enige
ervaring waar men op kon terugvallen was die
met de sluiting van het Sloe in 1871voorts
waren er buitenlandse publikaties aangaande
de stroombestendigheid van steen in berg
rivieren. De steun van modelonderzoek was
onontbeerlijk om een extrapolatie van de be
staande toestand te verkrijgen. Dit onderzoek
leidde tot een constructieverzwaring in de
richting dwars op de stroom; de wiepen in
deze richting werden uitgebreid tot een dikte
van 40 cm. Men achtte het evenwel gevaarlijk,
zonder meer op de modelproef te vertrouwen
413