het kenteringstijdstip mogelijk, zowel in de natuur als in de modellen, zulks in tegen stelling tot het ingewikkelde geulenpatroon in en rondom het noordelijk sluitgat in het Brouwershavense Gat, waar het stroom beeld gedurende een korte periode voor en na de kentering zeer wisselvallig is. Boven dien lagen de randvoorwaardestations voor de modelproeven bij de Volkeraksluiting Stavenisse, Hellevoetsluis en Hoek van Hol land - op veel grotere afstand van het sluitgat dan de randvoorwaardestations BG VI en BG VII voor de modelproeven bij de afsluiting van het Brouwershavense Gat. Daardoor was bij de Volkeraksluiting de looptijd van het verticale getij ter plaatse van de genoemde randvoorwaardestations tot aan het sluitgat veel groter, hetgeen de voorspelling van het getijverloop eenvoudiger maakte, omdat het hoogwater reeds als een bekende waarde kon worden gebruikt. In het Volkerak had men te maken met één sluitgat. In het Brouwershavense Gat werden twee sluitgaten gelijktijdig gesloten. Het kenteringstijdstip in het noordelijk sluitgat was in belangrijke mate afhankelijk van het doorstroomprofiel in het zuidelijk sluitgat. Goede informatie omtrent de stand van het werk aldaar was dus essentieel. Uit model proeven in het Waterloopkundig Laboratorium is gebleken dat een verschil in hoogte van bijvoorbeeld 1 meter van de zuidelijke blokkendam het kenteringstijdstip in het noordelijk sluitgat ca. 10 minuten verschoof. Informatie aangaande de opbouw van de blokkendam werd 24 uur voor een caisson plaatsing aan het centrum te 's-Gravenhage verstrekt en aan de hand van in het begin van 1971 uitgevoerd hydraulisch modelonderzoek verwerkt tot operationele gegevens voor de verschillende modellen. De randvoorwaarden voor het modelonder zoek werden verkregen uit gegevens van de getijmeetpalen BG VI en BG VII. Deze twee meetpalen verschillen echter wat hun instru mentarium betreft. BG VI was een golfmeet- paal en BG VII een getijmeetpaal met een vlotterinstrument. Het N.A.P.-merk op de palen was door de grote afstand tot de kust slechts bij benadering juist overgebracht. Dat was mede oorzaak van de onnauwkeurigheid in de voorspelling van het kenteringstijdstip. Een verschil van 10 cm resulteert blijkens model proeven al in een afwijking van ca. 10 minuten in de voorspelling van het kenteringstijdstip. Al deze factoren maakten verschillen tussen modelproef en natuur mogelijk van maximaal 20 minuten. Op 3 mei 's middags om vijf over half vier, nog voor de L.W.-kentering was ingetreden, werden de schuiven van de caissons neer gelaten. De ebstroom die op dat moment nog liep, deed de waterstand na de volledige sluiting van de caissondam aan de binnenzijde snel rijzen, terwijl het peil aan de buitenzijde van het sluitgat extra daalde, zodat in 10 minuten een verval over het sluitgat ontstond van ongeveer 25 cm. (fig. 5). Zolang de zuidelijke afsluiting na 3 mei nog niet voltooid was, kon het getij nog in praktisch het volledige Grevelingenbekken blijven doordringen. Het tijverschil te Brouwershaven nam evenwel snel af door de voortdurende vernauwing van het doorstroom profiel van het zuidelijke sluitgat, aanvankelijk nog door het storten van blokken, daarna door het opvullen van de holle ruimten met grind. Voor de caissonplaatsingen van 20 april, 23 april en 1 mei heeft men met de computer naderhand controle-berekeningen uitgevoerd, dus met het natuurgetij als randvoorwaarde. In de tabel op pag. 471 worden voor de laatste caissonplaatsingen de resultaten weergegeven naast die van de overeenkomstige Deltar- proeven en de snelheidsmetingen in het sluitgat zelf. Duidelijk blijkt dat de Deltar- resultaten beter met de natuurmetingen overeenstemmen dan de uitkomsten van de computerberekeningen. Met het vorderen van de vernauwing van het zuidelijk sluitgat nemen de afwijkingen van de computer berekeningen meer toe dan die van de Deltarproeven. Vooral de simulatie van de hydraulische omstandigheden in het zuidelijk en noordelijk sluitgat zijn bij de computer berekeningen voor verbetering vatbaar; nader onderzoek is hier gewenst. Men dient te bedenken, dat met de Deltar langdurige ervaringen zijn opgedaan, terwijl de computer voor deze problemen pas sinds kort wordt gebruikt. Ook bestaan er tussen de computer en Deltarsimulatie enige theoretische ver schillen, met andere woorden: zij zijn niet beide op dezelfde wijze met gegevens gevoed, elk van beide kent specifieke verfijningen die de ander niet bezit. De samenwerking van de verschillende groepen, die bij deze operationele begeleiding waren betrokken, is uitstekend geweest. De resultaten van de waterloopkundige voor spelling kunnen alleszins bevredigend worden genoemd. De begeleiding heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan het goede verloop van de afsluitingswerkzaamheden in het Brouwers havense Gat. Dit geldt zowel voor de planning van de sluitingsoperatie als voor de sluiting zelf. 475

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 37